ECLI:NL:RVS:2008:BC4216

Raad van State

Datum uitspraak
5 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200706908/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van goedkeuring bestemmingsplan Borneo, Sporenburg en Rietlanden door de Raad van State

Op 5 februari 2008 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende de goedkeuring van het bestemmingsplan "Borneo, Sporenburg en Rietlanden" door het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland. Dit besluit was genomen op 18 september 2007, waarbij het college goedkeuring verleende aan het bestemmingsplan dat door de stadsdeelraad van Zeeburg was vastgesteld. Tegen dit besluit hebben de vereniging Vereniging Stop Fountainhead en een tweede verzoeker beroep ingesteld, waarbij zij ook verzochten om een voorlopige voorziening. De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 15 januari 2008, waar de betrokken partijen aanwezig waren, waaronder advocaten van de verzoekers en vertegenwoordigers van het college en de stadsdeelraad.

De voorzitter heeft overwogen dat het bestemmingsplan in overwegende mate een conserverend karakter heeft, maar ook nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, zoals de bouw van het gebouw "Fountainhead". De verzoekers stelden dat het college ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan bepaalde plandelen, waaronder de bestemming "Woningen (W)" en de aanduiding "centrumvoorzieningen toegestaan (+c)". Zij betoogden dat de verkeersgegevens in het luchtkwaliteitsonderzoek niet klopten en dat de goedkeuring van de bestemmingen in strijd was met de goede ruimtelijke ordening.

Na beoordeling van de argumenten van de verzoekers en de informatie die ter zitting is gepresenteerd, heeft de voorzitter geconcludeerd dat er een spoedeisend belang is om onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan te voorkomen. Daarom heeft de voorzitter besloten om het bestreden besluit te schorsen voor de plandelen met de bestemmingen "Woningen (W)" en "Groenvoorzieningen (G)". Tevens is het college veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan de verzoekers. De uitspraak is openbaar gemaakt op 5 februari 2008.

Uitspraak

200706908/2.
Datum uitspraak: 5 februari 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1. de vereniging Vereniging Stop Fountainhead, gevestigd te Amsterdam,
2. [verzoeker sub 2], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 18 september 2007 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de stadsdeelraad van het stadsdeel Zeeburg (hierna: de stadsdeelraad) bij besluit van 23 januari 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Borneo, Sporenburg en Rietlanden".
Tegen dit besluit hebben onder meer de vereniging Vereniging Stop Fountainhead (hierna: de Vereniging) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 november 2007, en [verzoeker sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 september 2007, beroep ingesteld. De Vereniging heeft haar beroep aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 december 2007. [verzoeker sub 2] heeft zijn beroep aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 oktober 2007.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 november 2007, heeft de Vereniging de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 november 2007, heeft [verzoeker sub 2] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 15 januari 2008, waar de Vereniging, vertegenwoordigd door mr. H.A. Sarolea, advocaat te Amsterdam, [verzoeker sub 2], vertegenwoordigd door mr. F.J. Touwen, advocaat te Den Haag, en het college, vertegenwoordigd door mr. K.J.T.M. Hehenkamp, advocaat te Amsterdam, is verschenen. Voorts is als partij gehoord de stadsdeelraad, vertegenwoordigd door mr. M.L.M. Lohman, alsmede de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Fountainhead Enterprise B.V., vertegenwoordigd door mr. J.H.A. van der Grinten, advocaat te Amsterdam, bijgestaan door ir. E. Amory.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan omvat de schiereilanden Borneo en Sporenburg alsmede het gebied de Rietlanden. Het plan heeft in overwegende mate een conserverend karakter en voorziet daarnaast in enkele nieuwe ontwikkelingen waaronder de verwezenlijking van het gebouw "Fountainhead" aan de oever van de Ertskade met daarin onder meer appartementen, een bovengrondse parkeergarage en een basisschool, en in landaanwinning, ten westen van het gebouw "Fountainhead".
2.3. De Vereniging en [verzoeker sub 2] stellen dat het college ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plandeel met de bestemming "Woningen (W)" en de nadere aanduiding "centrumvoorzieningen toegestaan (+c)" ter plaatse van de Ertskade. De Vereniging en [verzoeker sub 2] voeren daartoe aan dat het plandeel ten onrechte voorziet in een bovengrondse parkeergarage en in een uitbreiding van het aantal woningen ten opzichte van het vorige plan. In dat kader betogen verzoekers dat aan de juistheid van de verkeersgegevens in het luchtkwaliteitsonderzoek moet worden getwijfeld.
2.4. [verzoeker sub 2] stelt voorts dat het college ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan de aanduiding "horeca III als hoogste categorie toegestaan (+hIII)" ter plaatse van de Ertskade. Deze aanduiding komt ter plaatse evenwel niet voor. De voorzitter gaat er derhalve van uit dat het verzoek zich in zoverre richt tegen artikel 3, negende lid, sub c, van de planvoorschriften dat bepaalt dat het, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, onder c, is toegestaan om in het bestemmingsvlak direct ten westen van Ertskade 105, horeca I, II of III te realiseren in uitsluitend de tweede bouwlaag.
2.5. [verzoeker sub 2] stelt daarnaast dat het college ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plandeel met de bestemming "Groenvoorzieningen (G)" en de nadere aanduiding "berging t.b.v. speel- en onderwijsvoorzieningen (+mx)" ter plaatse van de Ertskade. [verzoeker sub 2] voert daartoe onder meer aan dat de ter plaatse van dit plandeel voorziene speelvoorziening slechts op een afstand van 6 meter van zijn woonboot ligt en dat ten onrechte is gesteld dat de te verwachten gevolgen van de speelvoorziening voor de omgeving aanvaardbaar moeten worden geacht. Verder stelt hij dat de ter plaatse voorziene landaanwinning in strijd is met het structuurplan. Voor zover in het bestreden besluit is aangegeven dat rijkswaterstaat schriftelijk heeft aangegeven in te kunnen stemmen met de demping aangezien elders wordt gecompenseerd, betwist hij dat rijkswaterstaat de bevoegde waterbeheerder is.
2.6. De Vereniging en [verzoeker sub 2] beogen met hun verzoeken onomkeerbare gevolgen van inwerkingtreding van de desbetreffende plandelen te voorkomen.
2.7. Uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat niet kan worden uitgesloten dat na inwerkingtreding van het plandeel met de bestemming "Woningen (W)" en de nadere aanduiding "centrumvoorzieningen toegestaan (+c)" hangende de bodemprocedure een bouwaanvraag voor het gebouw wordt ingediend. Voor de beoordeling van die eventuele aanvraag is van belang aan welk bestemmingsplan de aanvraag moet worden getoetst.
Voorts is gebleken dat een bouwvergunning is verleend voor een kadeconstructie ten behoeve van de oeveruitbreiding met speelvoorziening aan de Ertskade en dat [verzoeker sub 2] tegen deze bouwvergunning bezwaar heeft gemaakt. Voor de beoordeling van dat bezwaarschrift is van belang aan welk bestemmingsplan de bouwvergunning moet worden getoetst.
Gelet hierop acht de voorzitter een spoedeisend belang in zoverre aanwezig.
2.8. Ten behoeve van het plan is een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn vastgelegd in een rapport van het Ingenieursbureau Amsterdam van 22 februari 2006 en in een aanvullende notitie van 15 december 2006. In de aanvullende notitie staat dat in 2005 op de Piet Heinkade de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie voor stikstofdioxide (NO2) alsmede de grenswaarde voor de vierentwintig-uur-gemiddelde concentratie zwevende deeltjes (PM10) wordt overschreden. In de conclusie van de aanvullende notitie staat dat planrealisatie van het project Fountainhead tot een beperkte verslechtering van de luchtkwaliteit leidt, echter niet daar waar reeds overschrijdingen te zien zijn.
In de aanvullende notitie is voor de Piet Heinkade in het jaar 2010 na planrealisatie uitgegaan van een verkeersafname ten opzichte van de huidige situatie. Voor de overige wegen in het plangebied is voor het jaar 2010 na planrealisatie uitgegaan van een toename, dan wel een gelijkblijvende verkeersintensiteit. In een Notitie van de Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer van 12 juli 2007 is gesteld dat de afname van het verkeer aan de Piet Heinkade moet worden verklaard door het autoluwe beleid en dat dit beleid de komende jaren zal worden voortgezet. Daarbij is opgemerkt dat de invoering van betaald rijden eveneens een daling van het autogebruik tot gevolg zal hebben.
De Vereniging en [verzoeker sub 2] betwisten de aan het luchtkwaliteitsonderzoek ten grondslag gelegde afname van het verkeer aan de Piet Heinkade. Zij stellen zich op het standpunt dat indien het Amsterdamse autoluwe beleid al zou leiden tot een daling van de verkeersintensiteit, een dergelijke daling overal in Zeeburg te zien zou moeten zijn, terwijl in de gebruikte verkeersgegevens slechts bij de Piet Heinkade sprake is van een daling van de verkeersintenstiteit.
De voorzitter acht nader onderzoek door de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening aangewezen teneinde te kunnen beoordelen of verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat aan het Besluit luchtkwaliteit 2005 wordt voldaan. Daarvoor leent de voorlopige voorzieningenprocedure zich niet.
In verband hiermede ziet de voorzitter aanleiding het bestreden besluit te schorsen, voor zover dat betrekking heeft op het plandeel met de bestemming "Woningen (W)" en de nadere aanduiding "centrumvoorzieningen toegestaan (+c)" ter plaatse van de Ertskade teneinde onomkeerbare gevolgen te voorkomen.
Het voorgaande in aanmerking genomen, behoeven de overige bezwaren die zijn gericht tegen het plandeel met de bestemming "Woningen (W)" en de nadere aanduiding "centrumvoorzieningen toegestaan (+c)" alsmede de bezwaren gericht tegen artikel 3, negende lid, sub c, van de planvoorschriften thans geen nadere bespreking.
2.9. Voor zover de bezwaren van [verzoeker sub 2] zich richten tegen het plandeel met de bestemming "Groenvoorzieningen (G)" en de nadere aanduiding "berging t.b.v. speel- en onderwijsvoorzieningen (+mx)" ter plaatse van de Ertskade overweegt de voorzitter als volgt.
2.10. Het plan maakt mogelijk dat binnen het gehele plandeel met de bestemming "Groenvoorzieningen (G)" en de nadere aanduiding "berging t.b.v. speel- en onderwijsvoorzieningen (+mx)" zich spelende kinderen kunnen bevinden en speelvoorzieningen kunnen worden gerealiseerd op een afstand van ongeveer 6 meter van de woonboot van [verzoeker sub 2]. De voorzitter is er voorshands niet van overtuigd dat de stelling van [verzoeker sub 2] dat een dergelijke afstand in strijd met een goede ruimtelijke ordening moet worden geacht, grond mist. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat blijkens een uitgevoerd speelveldlocatieonderzoek een afstand van circa 20 meter tot bestaande geluidsgevoelige bebouwing aanvaardbaar wordt geacht. Voorts is de voorzitter er niet geheel van overtuigd geraakt dat het structuurplan "Kiezen voor Stedelijkheid" niet aan de uitvoerbaarheid van dit plandeel in de weg staat nu het structuurplan demping slechts onder voorwaarden toelaat en ter zitting onduidelijkheid is blijven bestaan omtrent het antwoord op de vraag wie terzake het bevoegd gezag is. In verband hiermede sluit de voorzitter niet uit dat het bestreden besluit, voor zover daarbij goedkeuring is verleend aan het plandeel met de bestemming "Groenvoorzieningen (G)" en de nadere aanduiding "berging t.b.v. speel- en onderwijsvoorzieningen (+mx)" in de bodemprocedure niet in stand zal blijven en acht hij, teneinde onomkeerbare gevolgen te voorkomen, termen aanwezig het bestreden besluit in zoverre te schorsen.
2.11. Het college wordt op na te melden wijze tot vergoeding van proceskosten veroordeeld.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland van 18 september 2007, kenmerk 2007-51397, voor zover het de goedkeuring aan de plandelen met de bestemmingen "Woningen (W)" en de nadere aanduiding "centrumvoorzieningen toegestaan (+c)" ter plaatse van de Ertskade en "Groenvoorzieningen (G)" en de nadere aanduiding "berging t.b.v. speel- en onderwijsvoorzieningen (+mx)" ter plaatse van de Ertskade betreft;
II. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland tot vergoeding van
- bij de vereniging Vereniging Stop Fountainhead in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro) geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
- bij [verzoeker sub 2] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro) geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
deze bedragen dienen door de provincie Noord-Holland aan de vereniging Vereniging Stop Fountainhead en [verzoeker sub 2] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III. gelast dat de provincie Noord-Holland aan de vereniging Vereniging Stop Fountainhead het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 285,00 (zegge tweehonderdvijfentachtig euro), en aan [verzoeker sub 2] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 143,00 (zegge: honderddrieënveertig euro), vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, ambtenaar van Staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Neuwahl
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 februari 2008
280-525.