ECLI:NL:RVS:2008:BC3685
Raad van State
- Hoger beroep
- M.G.J. Parkins de Vin
- T.M.A. Claessens
- D. Roemers
- Rechtspraak.nl
Oordeel over de motivering van de rechtbank inzake gezinshereniging en gezinsvorming
In deze zaak heeft de Raad van State op 30 januari 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen een vreemdeling en de minister van Buitenlandse Zaken. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf voor zichzelf en haar minderjarige kinderen, welke aanvraag op 11 juli 2006 door de minister was afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat de echtgenoot van de vreemdeling niet duurzaam over voldoende middelen van bestaan beschikte. Na bezwaar van de vreemdeling heeft de minister op 29 november 2006 het eerdere besluit herroepen, omdat aan de vereisten voor toelating werd voldaan. Echter, in een later besluit op 13 december 2006 werd het verzoek om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in bezwaar afgewezen.
De vreemdeling heeft tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Middelburg, van 8 augustus 2007, hoger beroep ingesteld. De rechtbank had geoordeeld dat niet was gebleken dat het besluit van 11 juli 2006 was herroepen wegens een aan de minister te wijten onrechtmatigheid. De Raad van State oordeelde dat de rechtbank niet had onderkend dat het aan haar was om de vraag te beantwoorden of het nationale recht in overeenstemming was met de Europese richtlijn inzake gezinshereniging. De Raad concludeerde dat de rechtbank haar oordeel niet deugdelijk had gemotiveerd, waardoor de grief van de vreemdeling slaagde.
De Raad van State verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verwees de zaak terug naar de rechtbank voor verdere behandeling. Tevens werden de proceskosten in hoger beroep vastgesteld en werd bepaald dat de Staat der Nederlanden het door de vreemdeling betaalde griffierecht diende te vergoeden. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de rechtbank in zaken die betrekking hebben op vreemdelingenrecht en de toepassing van Europese richtlijnen.