ECLI:NL:RVS:2008:BC3616

Raad van State

Datum uitspraak
6 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200702237/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.H. van Kreveld
  • C.W. Mouton
  • W. Sorgdrager
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen nadere eisen van het college van burgemeester en wethouders van Aalsmeer inzake inrichting en geluidseisen

Op 6 februari 2008 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen [appellante], gevestigd te [woonplaats], en het college van burgemeester en wethouders van Aalsmeer. Het geschil betreft een besluit van 13 februari 2007, waarbij het college nadere eisen heeft gesteld aan de inrichting van [appellante] aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit werd op 16 februari 2007 ter inzage gelegd. Tegen dit besluit heeft [appellante] op 28 maart 2007 beroep ingesteld bij de Raad van State.

Tijdens de zitting op 3 december 2007 waren zowel [appellante], vertegenwoordigd door mr. H.H. Luigies, als het college, vertegenwoordigd door Y. Klaver, aanwezig. De Afdeling heeft partijen in de gelegenheid gesteld om hun zienswijze te geven over de toepasselijkheid van het op 1 januari 2008 in werking getreden Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer. Beide partijen hebben schriftelijk gereageerd en aangegeven af te zien van een nadere zitting.

De Afdeling overweegt dat het bestreden besluit nadere eisen stelt op basis van artikel 5, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit opslag- en transportbedrijven milieubeheer, met betrekking tot geluid. Echter, met de inwerkingtreding van het nieuwe Besluit op 1 januari 2008 zijn de bij het bestreden besluit gestelde eisen van rechtswege vervallen, omdat het besluit tot vaststelling van deze eisen op dat moment nog niet onherroepelijk was. De Afdeling concludeert dat [appellante] geen belang meer heeft bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit, waardoor het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200702237/1.
Datum uitspraak: 6 februari 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Aalsmeer,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 13 februari 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Aalsmeer (hierna: het college) nadere eisen gesteld ten aanzien van de inrichting van [appellante] aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 16 februari 2007 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft [appellante] bij brief van 28 maart 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 december 2007, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. H.H. Luigies, advocaat te Rotterdam, en [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door Y. Klaver, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
Bij brieven van de Afdeling van 7 januari 2008 zijn partijen in de gelegenheid gesteld om hun zienswijze naar voren te brengen over de toepasselijkheid van het op 1 januari 2008 in werking getreden Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer. Zowel [appellante] als het college hebben zich daarover schriftelijk uitgelaten en toen tevens kenbaar gemaakt af te zien van een nadere zitting.
2. Overwegingen
2.1. Bij het bestreden besluit heeft het college nadere eisen gesteld als bedoeld in artikel 5, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit opslag- en transportbedrijven milieubeheer met betrekking tot de in de bijlage van dat Besluit opgenomen voorschriften ten aanzien van geluid.
2.2. Op 1 januari 2008 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: het Besluit) in werking getreden. Ingevolge artikel 6.43 van dat Besluit is het Besluit opslag- en transportbedrijven milieubeheer met die inwerkingtreding ingetrokken. Voorts volgt uit het overgangsrecht als opgenomen in hoofdstuk 6 van het Besluit dat de bij het bestreden besluit gestelde nadere eisen met de inwerkingtreding van het Besluit van rechtswege zijn vervallen, nu het besluit tot vaststelling van de nadere eisen op 1 januari 2008 nog niet onherroepelijk was.
Niet is gebleken dat [appellante] niettemin belang heeft bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit.
2.3. Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, voorzitter, en mr. C.W. Mouton en mr. W. Sorgdrager, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Plambeck
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2008
159-378.