Datum uitspraak: 1 februari 2008
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid De Donjon Woonburcht B.V., gevestigd te Son,
tegen de uitspraak in zaken nrs. 07/67 en 07/2598, 07/147 en 07/2600, 07/150 en 07/2602, 07/153 en 07/2603, 07/155 en 07/2604, 07/157 en 07/2605 van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 15 november 2007 in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid De Donjon Woonburcht B.V.,
het college van burgemeester en wethouders van Son en Breugel.
Bij besluit van 3 oktober 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Son en Breugel (hierna: het college) aan Directoraat Generaal Rijkswaterstaat (hierna: Rijkswaterstaat) vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het realiseren van bouwvergunningplichtige werkzaamheden (kunstwerken 41, 42, 43, 44, 46 en 47) betreffende de reconstructie van de A50-A58 op de percelen kadastraal bekend gemeente Son en Breugel sectie B, nummers 2639, 2675, 2677, 2678 en 2679.
Bij besluit van 26 juni 2007 heeft het college het door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid De Donjon Woonburcht B.V. (hierna: de Donjon) daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 november 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de voorzieningenrechter) het door de Donjon daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft onder meer de Donjon bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 december 2007, hoger beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee hoger beroep is ingesteld heeft de Donjon de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 24 januari 2008, waar de Donjon, vertegenwoordigd door [directeur], en [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. H.A. Samuels Brusse-van der Linden, advocaat te Utrecht, en E.A.J. de Bruijn, ambtenaar in dienst van de gemeente, en Rijkswaterstaat, vertegenwoordigd door mr. F.J.L. Geboers en ir. F.M.W. Fieman, zijn verschenen.
2.1. In zaak nr. 200704437/1, die op dinsdag 22 januari 2008 ter zitting bij de Afdeling is behandeld, zal door de Afdeling worden beslist of de rechtbank het besluit waarbij vrijstelling is verleend ten behoeve van de reconstructie van de A50-A58 voor zover het de niet-bouwvergunningplichtige activiteiten betreft, terecht niet in strijd met het recht heeft geoordeeld. In onderhavige zaak staat uitsluitend ter discussie of voor de kunstwerken die in het kader van het project worden gebouwd, in overeenstemming met het recht vrijstelling en bouwvergunning is verleend.
Ter zitting is gebleken dat Rijkswaterstaat in de periode voordat een uitspraak in voormelde zaak kan worden verwacht, van de kunstwerken alleen de funderingen zal aanleggen. Rijkswaterstaat heeft ter zitting aangegeven zich bewust te zijn van het feit dat hij gebruik maakt van de vergunning voor eigen risico zolang niet in de bodemprocedure in onderhavige zaak is beslist. Als de uitspraak van de bodemkamer in voormelde zaak met zich zou brengen dat het project als geheel niet, althans niet op deze wijze, zou kunnen worden gerealiseerd, zou dat ten hoogste met zich brengen dat de aan de orde zijnde fundering ongedaan moet worden gemaakt, hetgeen mogelijk is, zodat het niet nodig is thans ter voorkoming van onevenredig nadeel aan de kant van de Donjon een voorziening te treffen. Mocht die uitspraak daartoe aanleiding geven, kan zonodig een nieuw verzoek worden ingediend teneinde verdere werkzaamheden op basis van de vrijstelling voor de kunstwerken te voorkomen.
De Donjon heeft op dit moment onvoldoende spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Wijers, ambtenaar van Staat.
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 februari 2008