Datum uitspraak: 31 januari 2008
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
1. [verzoekster sub 1], wonend te [woonplaats],
2. [verzoeker sub 2], wonend te [woonplaats],
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
Bij besluit van 9 oktober 2007 heeft het college van gedeputeerde staten van Gelderland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Apeldoorn (hierna: de raad) bij besluit van 5 juli 2007 vastgestelde wijzigingsplan "2e Wijziging ex artikel 11 WRO van het bestemmingsplan Stuwwalrand Parkzone Zuid".
Tegen dit besluit hebben [verzoekster sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 november 2007, en [verzoeker sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 december 2007, beroep ingesteld. [verzoekster sub 1] heeft haar beroep aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 december 2007.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 november 2007, heeft [verzoekster sub 1] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 december 2007, heeft [verzoeker sub 2] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 15 januari 2008. Geen van de partijen is ter zitting verschenen.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in de uitbreiding van het bedrijventerrein Kieveen.
2.3. [verzoekster sub 1] en [verzoeker sub 2] stellen dat het college ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan en beogen met hun verzoek onomkeerbare gevolgen van inwerkingtreding van het plan te voorkomen. [verzoekster sub 1] voert daartoe onder meer aan dat niet is voldaan aan de wijzigingsvoorwaarde van een afdoende ontsluiting van het bestaande en nieuwe bedrijventerrein, dat het plan leidt tot een onevenredige aantasting van haar woongenot en dat sprake is van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder. [verzoeker sub 2] voert aan dat het plan leidt tot een onevenredige overlast en dat het plan leidt tot een overschrijding van de wettelijke normen voor geluidsbelasting en luchtkwaliteit.
2.4. De voorzitter overweegt ten aanzien van het bestreden besluit van het college het volgende.
Het plan is vastgesteld krachtens artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO). Ingevolge artikel 11, derde lid, van de WRO maakt het college zijn besluit omtrent goedkeuring binnen acht weken na de verzending ter goedkeuring aan de raad bekend. Het nemen van het besluit omtrent goedkeuring kan eenmaal voor ten hoogste vier weken worden verdaagd. Ingevolge artikel 10:31, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt het besluit tot goedkeuring geacht te zijn genomen indien binnen de hiervoor genoemde termijn geen besluit omtrent goedkeuring aan het bestuursorgaan is bekendgemaakt. Ingevolge artikel 10:29, tweede lid, van de Awb kan de goedkeuring niet worden ingetrokken.
Blijkens de stukken heeft het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn het plan op 9 juli 2007 ter goedkeuring aan het college gezonden. Het college diende derhalve uiterlijk 3 september 2007 zijn besluit omtrent goedkeuring aan de raad bekend te maken. Het besluit omtrent goedkeuring is evenwel eerst op 9 oktober 2007 aan de raad bekendgemaakt. Het op 10 september 2007 bekendgemaakte verdagingsbesluit kan de totstandkoming van een besluit van rechtswege niet verhinderen, nu dit verdagingsbesluit niet tijdig, dat wil zeggen binnen de beslistermijn, is bekendgemaakt.
Gelet hierop is ingevolge artikel 10:31, vierde lid, van de Awb in samenhang met artikel 11, derde lid, van de WRO het plan van rechtswege goedgekeurd. Nu het plan van rechtswege is goedgekeurd, is de voorzitter van oordeel dat het college door zijn besluit van 9 oktober 2007, dat de facto neerkomt op een intrekking van de goedkeuring van rechtswege, in strijd met het bepaalde in artikel 10:29, tweede lid, van de Awb heeft gehandeld. De voorzitter verwacht daarom dat de beroepen in de hoofdzaak gegrond zullen worden verklaard, dat het besluit van 9 oktober 2007 door de Afdeling zal worden vernietigd en dat vervolgens de beroepen zullen worden geacht mede te zijn gericht tegen de goedkeuring van rechtswege. De Afdeling kan in de hoofdzaak slechts tot vernietiging van het goedkeuringsbesluit van rechtswege overgaan, indien moet worden geoordeeld dat het plan in strijd met een goede ruimtelijke ordening had moeten worden geacht, dan wel dat het recht anderszins onjuist is toegepast.
Gelet hierop zal de voorzitter beoordelen of hetgeen [verzoekster sub 1] en [verzoeker sub 2] aanvoeren dient te leiden tot schorsing van het bestreden besluit van 9 oktober 2007, aangezien dit besluit, indien het verzoek wordt afgewezen, inwerking zal treden.
2.5. Het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn heeft, voorafgaand aan de zitting, aan de voorzitter een brief, gedateerd 10 januari 2008, toegezonden waarin het volgende is aangegeven:
"Volgens de planning om te komen tot realisatie van deze uitbreiding zal niet voor 2009 worden begonnen met de realisatie c.q. aanleg van dit bedrijventerrein, waaronder begrepen de reconstructie van de ontsluitingsweg Kieveen. In dit kader willen wij u tevens verwijzen naar de bij deze brief als bijlage gevoegde uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 september 2007 (nummer
200704749/2) met betrekking tot het verzoek voorlopige voorziening bp. Stuwwalrand Parkzone Zuid 1e partiële herziening. Deze eerste partiële herziening (eveneens in procedure bij uw Raad) heeft ten aanzien van een aantal aspecten (geluidscontour industrielawaai, onderliggende bestemming van de weg Kieveen etc.) eveneens betrekking op het bedrijventerrein Kieveen.
In de genoemde uitspraak staat onder punt 2.3 aangegeven dat "het gemeentebestuur te kennen heeft gegeven dat met de werkzaamheden (reconstructie van de weg Kieveen) niet zal worden aangevangen, dan nadat uitspraak is gedaan in het bodemgeschil". Dit laatste geldt ook voor de uitspraak in hoofdzaak met betrekking tot de 2e wijziging".
Nu met de uitvoering van het wijzigingsplan niet vóór 2009 zal worden aangevangen en het de verwachting is dat de Afdeling binnen die periode in de bodemprocedure uitspraak zal doen, hebben [verzoekster sub 1] en [verzoeker sub 2] geen spoedeisend belang bij schorsing van het besluit van het college over de goedkeuring van het plan. Daarbij wijst de voorzitter er overigens nog op dat, indien desondanks vóór de uitspraak in de bodemprocedure met de realisering van de uitbreiding van het bedrijventerrein wordt begonnen, het [verzoekster sub 1] en [verzoeker sub 2] vrijstaat wederom een verzoek om voorlopige voorziening in te dienen.
2.6. De conclusie is dat de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening moeten worden afgewezen.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, ambtenaar van Staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Neuwahl
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 januari 2008