Datum uitspraak: 30 januari 2008
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 06/2374 van de rechtbank Maastricht van 15 juni 2007 in het geding tussen:
de burgemeester van Valkenburg aan de Geul.
Bij ongedateerd besluit heeft de burgemeester van Valkenburg aan de Geul (hierna: de burgemeester) aan [vergunninghouder A] vergunning verleend voor het organiseren van diverse activiteiten in de periode 1 tot en met 4 juli 2006 op de locatie Theodoor Dorrenplein/Gosewijnstraat te Valkenburg aan de Geul.
Bij besluit van 30 juni 2006 heeft de burgemeester aan [vergunninghouder B] vergunning verleend voor het organiseren van een Tourparty in het Kuurpark aan de Cauberg te Valkenburg aan de Geul.
Bij besluit van 2 november 2006 heeft de burgemeester het door [appellanten] tegen het ongedateerde besluit gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het door hen tegen het besluit van 30 juni 2006 gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk.
Bij uitspraak van 15 juni 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Maastricht (hierna: de rechtbank) het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard voor zover gericht tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar tegen het besluit van 30 juni 2006, het beroep gegrond verklaard en het besluit van 2 november 2006 vernietigd voor zover daarbij het bezwaar tegen het ongedateerde besluit ongegrond is verklaard, dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het besluit. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 juli 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 16 augustus 2007. Deze brieven zijn aangehecht.
De burgemeester heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 december 2007, waar [appellanten], vertegenwoordigd door mr. N.P.J. Frijns, advocaat te Maastricht, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. M. Meertens, werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door mr. X.P.C. Wynands en mr. J.L. Stoop, beiden advocaat te Maastricht, zijn verschenen.
2.1. De burgemeester heeft [vergunninghouder A] een vergunning verleend voor het organiseren van diverse activiteiten in het kader van het evenement L1 radio Fauquemont in het teken van de Tour de France, in de periode 1 tot en met 4 juli 2006 op de locatie Theodoor Dorrenplein/Gosewijnstraat. Dit besluit heeft de burgemeester in bezwaar gehandhaafd.
De burgemeester heeft voorts aan [vergunninghouder B] een vergunning verleend voor het organiseren van een Tourparty in het Kuurpark aan de Cauberg op 3 juli 2006 van 20.00 uur tot 23.30 uur. Bij het besluit op bezwaar heeft de burgemeester het door [appellanten] hiertegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Daartoe heeft hij zich op het standpunt gesteld dat zij niet rechtstreeks in hun belang zijn getroffen, omdat het door hen geëxploiteerde grottenaquarium om 18.00 uur is gesloten terwijl de vergunning ziet op een evenement dat pas om 20.00 uur begint.
2.2. De rechtbank heeft overwogen dat de gemachtigde van [appellanten] ter zitting heeft erkend dat zij, gelet op de geruime afstand tussen het Theodoor Dorrenplein en het grottenaquarium, geen direct belang hebben bij de aan [vergunninghouder A] verleende vergunning. De burgemeester heeft hun naar het oordeel van de rechtbank dan ook ten onrechte ontvankelijk geacht in hun bezwaar tegen de aan [vergunninghouder A] verleende vergunning. Het bezwaar tegen de vergunning voor de Tourparty heeft de burgemeester naar het oordeel van de rechtbank terecht niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van direct belang.
2.3. [appellanten] betogen dat de rechtbank heeft miskend dat hun gemachtigde ter zitting heeft opgemerkt dat zij alleen indien uitsluitend naar deze vergunningen wordt gekeken niet als direct belanghebbenden kunnen worden aangemerkt. Daarbij heeft de gemachtigde benadrukt dat de festiviteiten waarvoor de vergunningen zijn verleend niet los kunnen worden gezien van andere evenementen rondom de aankomst van de Tour de France. [appellanten] lijden telkens wanneer een wielerevenement plaatsvindt waarbij de Cauberg in het parcours is opgenomen omzetschade. Nu het zonder evenementen als de activiteiten op de locatie Theodoor Dorrenplein/Gosewijnstraat en de Tourparty niet mogelijk is om evenementen als de aankomst van de Tour de France te organiseren en de belangen van [appellanten] bij het organiseren van de aankomst van de Tour de France niet of onvoldoende zijn meegewogen, hebben zij naar hun stellen wel degelijk een direct belang bij de verleende vergunningen.
2.3.1. Naar het oordeel van de Afdeling valt niet in te zien dat, zoals [appellanten] betogen, de besluiten tot het verlenen van de vergunningen voor de verschillende activiteiten niet los kunnen worden beoordeeld van het besluit tot het doen organiseren van de aankomst van de Tour de France, waartegen [appellanten] overigens geen bezwaar hebben gemaakt. De verleende vergunningen vormen het onderwerp van het geschil en per vergunning dient te worden beoordeeld of [appellanten] konden worden ontvangen in hun daartegen gemaakte bezwaar. Anders dan [appellanten] betogen is bij deze beoordeling wel degelijk ter zake dat het grottenaquarium reeds was gesloten toen de Tourparty nog moest beginnen en dat het plein waarop de festiviteiten waarvoor de vergunning aan [vergunninghouder A] is verleend op een geruime afstand (circa 1 kilometer) van het grottenaquarium is gelegen. Op grond daarvan is de Afdeling met de rechtbank van oordeel dat [appellanten] geen belanghebbenden zijn bij de verleende vergunningen.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Smissen,
w.g. Van Altena w.g. Van der Smissen
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2008