Datum uitspraak: 30 januari 2008
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Bronckhorst,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 30 maart 2007 in zaak no. 06/809 in het geding tussen:
de vereniging Afdeling Bronckhorst van het Koninklijk Verbond van Ondernemers in het Horeca- en Aanverwante Bedrijf Horeca Nederland, gevestigd te Hengelo (Gelderland), gemeente Bronckhorst
Bij besluit van 1 november 2005 heeft appellant (hierna: het college) het verzoek van de voornoemde vereniging (hierna: de vereniging) om handhavend tegen zelfstandige commerciële horeca-activiteiten van [belanghebbende] in de [Vleesboerderij], [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel) op te treden afgewezen.
Bij besluit van 15 februari 2006 heeft het college het door de vereniging daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 30 maart 2007, verzonden op 6 april 2007, heeft de rechtbank Zutphen (hierna: de rechtbank) het door de vereniging daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief van 16 mei 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 31 mei 2007. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 29 juni 2007 heeft de vereniging van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 januari 2008, waar het college, vertegenwoordigd door mr. A.J. IJsseldijk, ambtenaar in dienst van de gemeente, en de vereniging, vertegenwoordigd door D.A. Hogervorst, werkzaam bij Bureau Eerlijke Mededingen, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge het bestemmingsplan "Buitengebied Zelhem herziening 2-1988" rust op het perceel de bestemming "Agrarisch productiegebied en/of bosgebied II". Als zodanig aangewezen gronden zijn - voor zover thans van belang - bestemd voor agrarische productie.
Ingevolge artikel 49, eerste lid, van de planvoorschriften is het verboden grond of opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het bestemmingsplan aan de grond gegeven bestemming.
2.2. [belanghebbende] exploiteert op het perceel een vleesboerderij. Bij besluit van 6 januari 2000 heeft het college [belanghebbende] vrijstelling en bouwvergunning verleend voor de herbouw van een veeschuur voor gebruik als "educatie/ontvangstruimte".
2.3. Het betoog van het college dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de gebruiksvrijstelling voor het vergunde bouwwerk dat door de aanduiding op de bij de bouwaanvraag behorende tekeningen: "educatie/ontvangstruimte" is beperkt tot het ontvangen van personen, al dan niet in groepen, in het kader van educatie, faalt. Door die aanduiding moet het gebruik van de ontvangstruimte ten dienste staan van de educatie op de boerderij. De verlening van vrijstelling en bouwvergunning en de daarbij behorende stukken bevatten onvoldoende aanwijzingen om aan te nemen dat bedoeld is dat in de ontvangstruimte ook andere commerciële horeca-activiteiten dan ten behoeve van het educatieve doel mogen plaatsvinden. Het ontvangen van personen en groepen, anders dan voor een educatief doel, is derhalve in strijd met het gebruiksverbod.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. bepaalt dat van gemeente Bronckhorst € 428,00 (zegge: vierhonderdachtentwintig euro) aan griffierecht wordt geheven.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van Staat.
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2008