ECLI:NL:RVS:2008:BC2564

Raad van State

Datum uitspraak
23 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200706681/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.W. Mouton
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag voor ongebruikte vrachtwagen met Euro 5 dieselmotor

In deze zaak heeft de Raad van State op 23 januari 2008 uitspraak gedaan over de afwijzing van een subsidieaanvraag door de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. De aanvraag betrof een ongebruikte vrachtwagen met een Euro 5 dieselmotor. De minister had de aanvraag afgewezen op basis van de Subsidieregeling emissieverminderende voorzieningen voor voertuigen, omdat de investeringsverplichting vóór de inwerkingtreding van het subsidieprogramma was aangegaan.

De appellante, vertegenwoordigd door gemachtigde A, betoogde dat de investeringsverplichting niet vóór de inwerkingtreding van de regeling was aangegaan, omdat het leasevoorstel pas na die datum was ondertekend. De minister, vertegenwoordigd door mr. J. van Essen en mr. J. Weda, stelde echter dat de verplichting al was aangegaan op het moment dat de prijsopgave voor de vrachtwagen op 21 september 2006 was ondertekend.

De Raad van State oordeelde dat de ondertekening van de prijsopgave door de appellante op 21 september 2006 inderdaad de investeringsverplichting met zich meebracht, ongeacht de latere financieringsafspraken. De rechtbank concludeerde dat de minister terecht had geoordeeld dat de aanvraag voor subsidie niet kon worden goedgekeurd, omdat de investeringsverplichting al vóór de inwerkingtreding van het subsidieprogramma was aangegaan.

De Raad van State verklaarde het beroep van de appellante ongegrond, waarmee de afwijzing van de subsidieaanvraag door de minister werd bevestigd.

Uitspraak

200706681/1.
Datum uitspraak: 23 januari 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te [plaats],
en
de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 26 juni 2007 heeft de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: de minister) de aanvraag van [appellante] tot subsidieverlening voor een ongebruikte vrachtwagen die beschikt over een Euro 5 dieselmotor afgewezen.
Bij besluit van 27 augustus 2007 heeft de minister het door [appellante] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellante] bij brief van 14 september 2007, bij de Raad van State ingekomen op 17 september 2007, beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 januari 2008, waar [appellante], vertegenwoordigd door [gemachtigde A], en de minister, vertegenwoordigd door mr. J. van Essen en mr. J. Weda, werkzaam bij SenterNovem, zijn verschenen. Als getuige is gehoord [getuige], werkzaam bij Cosmo Trucks.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge het in paragraaf 2.3 van de Subsidieregeling emissieverminderende voorzieningen voor voertuigen (hierna: de Subsidieregeling) opgenomen artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, kan, voor zover hier van belang, subsidie worden verstrekt aan de eerste kentekenhouder van een ongebruikte vrachtauto die beschikt over een Euro 5 dieselmotor.
Ingevolge het tweede lid kan subsidie als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt voor een voertuig waarvoor de investeringsverplichting is aangegaan op of na de dag van de inwerkingtreding van dit subsidieprogramma.
2.2. De minister heeft de aanvraag tot subsidieverlening gezien artikel 2.12, tweede lid, van de Subsidieregeling afgewezen omdat de investeringsverplichting vóór de inwerkingtreding van het in paragraaf 2.3 van de Subsidieregeling opgenomen subsidieprogramma is aangegaan.
2.3. [appellante] betoogt dat de investeringsverplichting niet vóór de inwerkingtreding van paragraaf 2.3 is aangegaan, omdat het voor de financiering van de vrachtauto benodigde leasevoorstel eerst na dat moment is ondertekend en de vrachtauto pas daarna is besteld.
2.4. Paragraaf 2.3 van de Subsidieregeling is met de inwerkingtreding van de Wijziging Subsidieregeling emissieverminderende voorzieningen voor voertuigen met dieselmotor en Aanwijzingsregeling willekeurige afschrijving milieu-investeringen en milieu-investeringsaftrek 2006 (hierna: de Wijzigingsregeling) aan de Subsidieregeling toegevoegd. Uit artikel III van de Wijzigingsregeling volgt dat die regeling in werking is getreden met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij is geplaatst. De Wijzigingsregeling is in de Staatscourant van 29 september 2006 geplaatst. Het in paragraaf 2.3 van de Subsidieregeling opgenomen subsidieprogramma ongebruikte vrachtauto's en bussen is derhalve in werking getreden op 1 oktober 2006.
2.5. De prijsopgave voor de aanschaf van de vrachtwagen is op 21 september 2006 door [gemachtigde B], namens [appellante], en [getuige], namens Cosmo Trucks, ondertekend. In de prijsopgave is vermeld dat door het plaatsen van de handtekening de prijsopgave is aanvaard. Gelet daarop heeft de minister zich terecht op het standpunt gesteld dat [appellante] op dat moment de verplichting is aangegaan de vrachtwagen aan te schaffen zodat reeds op 21 september 2006, vóór de inwerkingtreding van het in paragraaf 2.3 van de Subsidieregeling opgenomen subsidieprogramma voor ongebruikte vrachtauto's en bussen op 1 oktober 2006, de investeringsverplichting voor de vrachtwagen is aangegaan. De omstandigheid dat voor de financiering van de vrachtauto een lease-overeenkomst is vereist die na dat moment tot stand is gekomen en de omstandigheid dat de vrachtauto eerst op 17 oktober 2006 is besteld, doen niet af aan de betekenis van de ondertekening van de offerte, omdat [appellante] door de ondertekening van de prijsopgave te kennen gaf dat zij de vrachtwagen voor de daarin genoemde prijs onvoorwaardelijk had gekocht. Ook indien er vanuit moet worden gegaan dat het standpunt van [appellante], dat daarbij tevens mondeling als ontbindende voorwaarde is overeengekomen dat de financiering van de vrachtwagen door middel van een lease-overeenkomst rond zou komen, juist is, geldt dat de investeringsverplichting op het moment van de ondertekening van de prijsopgave is aangegaan, nu die ontbindende voorwaarde niet in werking is getreden.
Het betoog van [appellante] faalt.
2.6. Het beroep is ongegrond.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.W. Mouton, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Duursma, ambtenaar van Staat.
w.g. Mouton w.g. Duursma
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 januari 2008
378.