Datum uitspraak: 23 januari 2008
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Rivierenland, gevestigd te Tiel,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 07/850 van de rechtbank Arnhem van 4 juni 2007 in het geding tussen:
het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Rivierenland.
Bij besluit van 26 juni 2006, verzonden op 27 juni 2006, heeft het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Rivierenland (hierna: het waterschap) aan de gemeente Geldermalsen ontheffing verleend van de Keur voor waterkeringen en wateren van waterschap Rivierenland voor het dempen van een C-watergang, het compenseren van deze demping in B-watergang nummer 4998, het plaatsen van een overstort in B-watergang nummer 4998 en het plaatsen van een keerwand met terugslagklep in een C-watergang ter plaatse van de Rijksstraatweg te Buurmalsen, op de percelen kadastraal bekend gemeente Buurmalsen, sectie D, nummer 1777 en sectie M, nummer 1.
Bij besluit van 11 januari 2007 heeft het waterschap het daartegen door [wederpartij] gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 4 juni 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Arnhem (hierna: de rechtbank) het daartegen door [wederpartij] ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en bepaald dat het waterschap een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het waterschap bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 juli 2007, hoger beroep ingesteld.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
Het waterschap heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 december 2007, waar het waterschap, vertegenwoordigd door mr. J.J.W. van Ingen, werkzaam bij Waterschap Rivierenland te Tiel, en [wederpartij] zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), voor zover hier van belang, bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2.2. Niet in geschil is dat de bekendmaking van het besluit van 26 juni 2006 overeenkomstig artikel 3:41 van de Awb is geschied, dat er geen plicht tot mededeling in een huis-aan-huisblad bestond, dat het waterschap het verlenen van de ontheffing desondanks heeft gepubliceerd op 13 juli 2006 in het huis-aan-huisblad 'De Zakengids' en dat [wederpartij] eerst na afloop van de in artikel 6:7 van de Awb genoemde termijn bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 26 juni 2006.
2.3. Het waterschap betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat, nu 'De Zakengids' niet bij [wederpartij] wordt bezorgd en zij geen internet aansluiting heeft, zodat aannemelijk is dat zij eerst door de brief van de gemeente Geldermalsen van 14 augustus 2006 op de hoogte is geraakt van het besluit van 26 juni 2006, redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat [wederpartij] in verzuim is geweest bij het maken van bezwaar na afloop van de daarvoor gestelde termijn. Het waterschap voert daartoe aan dat uit de bezorggegevens van 'De Zakengids' blijkt dat deze wordt bezorgd in de regio waar [wederpartij] woonachtig is. Dat 'De Zakengids' niet regelmatig wordt bezorgd is volgens het waterschap niet aan haar toe te rekenen. Door de publicatie in 'De Zakengids' en op de website van het waterschap heeft zij dan ook alles gedaan wat in redelijkheid verwacht mag worden om een verleende ontheffing kenbaar te maken aan belanghebbenden, aldus het waterschap.
2.3.1. Uit de door het waterschap bij brief van 31 oktober 2007 overgelegde bezorggegevens van 'De Zakengids' blijkt dat het adres van [wederpartij] onderdeel uitmaakt van het bezorggebied van 'De Zakengids', zodat niet kan worden gezegd dat de stelling van [wederpartij] dat 'De Zakengids' bij haar niet wordt bezorgd, in zijn algemeenheid juist is. Voor zover [wederpartij] heeft aangevoerd dat van daadwerkelijke bezorging van 'De Zakengids' ten tijde van het genomen besluit geen sprake is geweest, dient zij dit aannemelijk te maken. De enkele niet nader onderbouwde stelling dat 'De Zakengids' pas sinds april 2007 op haar adres wordt bezorgd en de bezorging daarvan gebrekkig is, is daartoe onvoldoende. De Afdeling neemt hierbij mede in aanmerking dat, nu is gebleken dat [wederpartij] bekend was met ontwikkelingen rond de sloot op haar perceel, het op haar weg had gelegen maatregelen te treffen opdat ze op de hoogte zou blijven van de besluitvorming dienaangaande. Gelet hierop komt de omstandigheid dat [wederpartij] geen kennis heeft genomen van het besluit van 26 juni 2006, anders dan de rechtbank heeft overwogen, voor haar risico en is er geen reden de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Het betoog slaagt.
2.4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling, gelet op het hiervoor overwogene, het beroep tegen het besluit van 26 juni 2006 alsnog ongegrond verklaren.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 4 juni 2007 in zaak nr. AWB 07/850;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L. Groenendijk, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Groenendijk
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 januari 2008