ECLI:NL:RVS:2008:BC2505

Raad van State

Datum uitspraak
16 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200707992/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bouwvergunning Haarlemmerplein Amsterdam

Op 16 januari 2008 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een bouwvergunning voor een gebouw met 91 woningen, commerciële ruimten en 203 parkeerplaatsen op het Haarlemmerplein in Amsterdam. Het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Centrum had op 9 mei 2006 een bouwvergunning verleend aan Heijmans Vastgoed B.V. voor de realisatie van dit project. Tegen deze vergunning hebben twee verzoekers, [verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 3], bezwaar gemaakt, wat leidde tot een uitspraak van de rechtbank Amsterdam op 9 oktober 2007, waarin de rechtbank de bezwaren gegrond verklaarde en het besluit van het dagelijks bestuur vernietigde. Hierop heeft het dagelijks bestuur hoger beroep ingesteld, evenals de verzoekers.

In het kader van de hoger beroepen hebben zowel het dagelijks bestuur als de verzoekers verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter heeft deze verzoeken op 3 januari 2008 behandeld. De voorzitter oordeelde dat het verzoek van de verzoekers tot schorsing van de bouwvergunning niet werd toegewezen, omdat het niet aannemelijk was dat de rechtbank in de bodemprocedure zou oordelen dat de bouwvergunning in strijd is met het bestemmingsplan. De voorzitter benadrukte dat de beoordeling van de bouwvergunning voorlopig is en dat de uiteindelijke beslissing in de bodemprocedure moet worden afgewacht.

Daarnaast heeft de voorzitter het verzoek van het dagelijks bestuur toegewezen, zodat zij niet opnieuw op de bezwaren van de verzoekers hoeft te beslissen voordat de Afdeling op de hoger beroepen heeft beslist. De voorzitter concludeerde dat het in het belang van de procedure is om te wachten op de uitspraak van de Afdeling, om te voorkomen dat er onnodig nieuwe besluiten op bezwaar moeten worden genomen. De voorzitter heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken, en de beslissing is openbaar gemaakt op 16 januari 2008.

Uitspraak

200707992/2.
Datum uitspraak: 16 januari 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van onder meer:
1. het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Centrum,
2. [verzoeker sub 2], wonend te [woonplaats],
3. [verzoeker sub 3], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaken nrs. 06/5033 en 06/4715 van de rechtbank Amsterdam van 9 oktober 2007 in het geding tussen:
1. [verzoeker sub 2]
2. [verzoeker sub 3]
3. Stichting de Groene Reael, gevestigd te Amsterdam,
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Centrum.
1. Procesverloop
Bij besluit van 9 mei 2006 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Centrum (hierna: het dagelijks bestuur) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Heijmans Vastgoed B.V. (hierna: Heijmans) bouwvergunning verleend voor het oprichten van een gebouw met 91 woningen, commerciële ruimten en 203 parkeerplaatsen op het Haarlemmerplein tegenover Tussen de Bogen 105-113, te Amsterdam (hierna: het gebouw).
Bij besluit van 29 augustus 2006 heeft het dagelijks bestuur, voor zover thans van belang, de door [verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 3] daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 9 oktober 2007, verzonden op 15 oktober 2007, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank), voor zover thans van belang, de door [verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 3] daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard, het besluit van 29 augustus 2006 vernietigd en bepaald dat het dagelijks bestuur een nieuwe besluit neemt op de bezwaren van [verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 3].
Tegen deze uitspraak hebben het dagelijks bestuur bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 november 2007, [verzoeker sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 november 2007, en [verzoeker sub 3] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 november 2007, hoger beroep ingesteld. [verzoeker sub 2] heeft zijn hoger beroep aangevuld bij brieven, bij de Raad van State ingekomen op 3 december 2007 en 20 december 2007. [verzoeker sub 3] heeft zijn hoger beroep aangevuld bij brieven, bij de Raad van State ingekomen op 4 december 2007 en 20 december 2007.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 november 2007, heeft het dagelijks bestuur de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 december 2007, hebben [verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 3] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 3 januari 2008, waar het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. A.F.P. van Mierlo, E.P. Swijter, C. Nanne, I. Klarenbeek en M. de Boer, ambtenaren in dienst van de gemeente, [verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 3] in persoon en bijgestaan door M.E. Takens, en Heijmans, vertegenwoordigd door ir. O. Rutten en mr. N.S.J. Koeman, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. In de bodemprocedure zal naar aanleiding van de hoger beroepen van het dagelijks bestuur en Heijmans moeten worden uitgemaakt of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het in het bouwplan voorziene gebouw niet in overeenstemming is met de ingevolge de planvoorschriften en de plankaart behorende bij het bestemmingsplan "Haarlemmerplein" (hierna: het bestemmingsplan) ter plaatse toegestane maximale goothoogte. Naar aanleiding van de hoger beroepen van onder meer [verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 3] dient alsdan evenzeer te worden uitgemaakt of het oordeel van de rechtbank dat het dagelijks bestuur met betrekking tot de toegestane bouwhoogte van het gebouw terecht is uitgegaan van het gemiddeld aangrenzend straatpeil, door het dagelijks bestuur vastgesteld op 2,2 m boven NAP, stand houdt.
2.3. Het verzoek van [verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 3] strekt tot schorsing van de bij het besluit van 9 mei 2006 verleende bouwvergunning.
Indien in de bodemprocedure op beide in 2.2. genoemde punten zou worden beslist in voor de realisering van het bouwplan nadelige zin, zou dit naar het oordeel van de voorzitter ten hoogste kunnen leiden tot de conclusie, dat het gebouw minder hoog mag worden dan in het bouwplan is voorzien en zou ten hoogste de bovenste bouwlaag niet gerealiseerd kunnen worden. In dat geval dient het straatpeil ten hoogste 55 cm lager te liggen dan waarvan het dagelijks bestuur is uitgegaan en dient de maximale hoogte van de goothoogte als op de plankaart aangegeven aan Heijmans te worden tegengeworpen. Door Heijmans is aangegeven dat weliswaar een aanvang met de bouwwerkzaamheden is gemaakt, doch dat met de bovenste bouwlaag de eerste negen à tien maanden niet zal worden begonnen en dat aanpassing van het bouwplan met betrekking tot het bovenste gedeelte van het gebouw mogelijk is, indien de uitspraak van de Afdeling in de bodemprocedure daartoe aanleiding zou geven.
Hetgeen is aangevoerd met betrekking tot welstand, luchtkwaliteit en het op het plein te realiseren bordes geeft op voorhand geen aanleiding voor het oordeel dat er gebreken kleven aan het bouwplan. Het bordes is niet opgenomen in het onderhavige bouwplan. Voor het oordeel dat het bordes en de daarmee samenhangende verhoging van het maaiveld als zodanig rechtens niet zou kunnen worden toegestaan, zoals [verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 3] hebben betoogd, bestaat geen grond. Naar voorlopig oordeel valt niet te verwachten dat de conclusie van de rechtbank met betrekking tot luchtkwaliteit, die zij terecht op onder meer de in haar uitspraak genoemde uitspraak van de Afdeling van 21 december 1999 in zaak nr. H01.99.0245 (AB 2000, 78) heeft doen berusten, niet in stand zal kunnen blijven. Ook overigens bestaat geen aanleiding om op voorhand aan te nemen dat de bouwvergunning voor wat betreft de luchtkwaliteitsaspecten niet zal kunnen worden verleend. Hetgeen [verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 3] stellen ten aanzien van welstandsaspecten biedt voorshands geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de vergunning niet verleend kon worden, dan wel uiteindelijk niet zal kunnen worden verleend. Ten slotte bestaat naar voorlopig oordeel voor wat betreft de hoogte van de parkeergarage geen strijd met het bestemmingsplan.
De voorzitter ziet gelet op het vorenstaande geen aanleiding om de bouwvergunning te schorsen, nu, indien in de bodemprocedure zou worden geoordeeld dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan op de onder 2.2. bedoelde punten met betrekking tot de goothoogte en de vaststelling van het peil, een aangepast bouwplan tot stand kan komen dat wel in overeenstemming is met het bestemmingsplan. Zo'n aanpassing is zoals Heijmans heeft aangegeven, mogelijk. Bevorderd zal worden dat een uitspraak in de bodemprocedure voor 1 september 2008 en derhalve voor het tijdstip, wanneer aan de hoogte zoals hiervoor aangegeven wordt toegekomen, beschikbaar zal zijn. Een voorlopig oordeel over de onder 2.2. bedoelde punten is derhalve thans niet nodig. Daarbij overweegt de voorzitter dat Heijmans, door bouwwerkzaamheden te verrichten voordat definitief is komen vast te staan dat de vergunning in stand blijft, op eigen risico handelt.
Het verzoek van [verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 3] wordt afgewezen.
2.4. Het verzoek van het dagelijks bestuur strekt er toe dat zij niet opnieuw op de tegen het besluit van 9 mei 2006 gemaakte bezwaren behoeft te beslissen voordat de Afdeling op de tegen de uitspraak van de rechtbank ingestelde hoger beroepen heeft beslist. Dit verzoek wordt toegewezen, nu de voorzitter het onder voormelde omstandigheden niet wenselijk acht dat, in afwachting van de behandeling van de zaak door de Afdeling in de bodemprocedure, het dagelijks bestuur een nieuwe beslissing op bezwaar neemt in overeenstemming met de uitspraak van de rechtbank. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat indien uiteindelijk naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling een nieuw besluit op bezwaar zou moeten worden genomen, hetgeen niet valt uit te sluiten gelet op de hoogteproblematiek, het de voorkeur heeft daarbij de uitspraak van de Afdeling - welke op beperkte termijn kan worden verwacht - in acht te nemen en wordt voorkomen dat eventueel twee nieuwe besluiten op bezwaar vlak achter elkaar nodig zouden zijn. Bovendien is het belang van [verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 3] bij een nieuw besluit op bezwaar, dat, vooruitlopend op de uitspraak van de Afdeling, zou moeten overeenstemmen met de aangevallen uitspraak, relatief, omdat de rechtbank een aantal van hun bezwaren, waaronder hun bezwaar ten aanzien van het bordes en het straatpeil, niet heeft gehonoreerd, zodat het in de rede ligt dat een nieuw besluit op bezwaar thans slechts een beperkt aangepaste bouwvergunning - beperkter dan zij blijkens hun hoger beroepschriften wensen - zou inhouden.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Centrum geen nieuw besluit op de tegen het besluit van 9 mei 2006 gemaakte bezwaren behoeft te nemen voordat de Afdeling op de hoger beroepen heeft beslist;
II. wijst het verzoek van [verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 3] af.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Wijers, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak w.g. Wijers
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 januari 2008
444