1. Procesverloop
Bij besluit van 13 januari 2006 heeft het dagelijks bestuur van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (hierna: het dagelijks bestuur) het besluit van 17 december 2004 tot verlening van subsidie in het kader van de Noordelijke Innovatie Ondersteuningsfaciliteit 2000 (hierna: de NIOF 2000) ingetrokken.
Bij besluit van 27 april 2007 heeft het dagelijks bestuur het door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [appellante] Projectontwikkeling B.V. (hierna: [appellante]) daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 24 mei 2007, verzonden op 30 mei 2007, heeft de rechtbank Groningen (hierna: de rechtbank) het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 juni 2007, hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 november 2007, waar [appellante], vertegenwoordigd door [directeur] van [appellante], en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. S.E. van der Heijden en drs. C. van Rosendal, beiden werkzaam bij het Samenwerkingsverband Noord-Nederland, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8, aanhef en onder c, van de NIOF 2000 wordt subsidie geweigerd, indien en voor zover ter zake van de betaling van subsidiabele kosten verplichtingen zijn aangegaan langer dan vier weken vóór inzending van de aanvraag.
2.2. Bij besluit van 13 januari 2006, gehandhaafd bij het besluit op bezwaar, heeft het dagelijks bestuur het besluit tot verlening van subsidie aan [appellante] ingetrokken, omdat uit een door [appellante] bij het verzoek tot vaststelling van subsidie overgelegde factuur van 16 juli 2004 met factuurnummer 24001 is gebleken dat in strijd met artikel 8, aanhef en onder c, van de NIOF 2000 eerder dan vier weken vóór indiening van de aanvraag verplichtingen zijn aangegaan. Hierbij heeft het dagelijks bestuur zich op het standpunt gesteld dat sprake is van één project bestaande uit verschillende fasen en dat de factuur betrekking heeft op dat gehele project.
2.3. In geschil is of de door [appellante] op 13 september 2004 ingediende aanvraag om subsidie in het kader van de NIOF 2000 uitsluitend betrekking heeft op de bouw van het prototype "Amfihuis" of ook op de ontwikkeling daarvan.
2.4. [appellante] betoogt dat de rechtbank haar oordeel heeft gebaseerd op onvolledige stukken, nu is gebleken dat de tweede pagina van de omschrijving van het project "Amfihuis", die als bijlage bij de aanvraag was gevoegd, zich niet in het dossier bevond. Uit de volledige bijlage blijkt volgens [appellante] dat de aanvraag uitsluitend betrekking heeft op fase 2 van het project "Amfihuis" en niet op fase 1, zijnde de ontwikkelingsfase. Fase 2 bestaat uit de bouw van het prototype Amfihuis, waarover [appellante] met Bouwcombinatie La Mana v.o.f. (hierna: La Mana) - naar zij in haar hoger-beroepschrift stelt - op 26 augustus 2004 overeenstemming heeft bereikt. Het dagelijks bestuur heeft de aanvraag volgens [appellante] ten onrechte in strijd met artikel 8, aanhef en onder c, van de NIOF 2000 geacht, aangezien de factuur van 16 juli 2004 geen betrekking heeft op fase 2.
2.4.1. Bij het door haar ingediende aanvraagformulier heeft [appellante] als bijlage onder meer een op 26 augustus 2004 gedateerde omschrijving van het project "Amfihuis" gevoegd. Deze bijlage bestaat, anders dan de door [appellante] bij haar hoger-beroepschrift gevoegde bijlage, slechts uit de eerste pagina. Nu op de eerste pagina van de omschrijving uitsluitend sprake is van "Fase 1" en verder op die pagina niet wordt gesproken over "Fase 2", heeft [appellante] aannemelijk gemaakt dat de omschrijving van het project "Amfihuis", zoals deze zich in het dossier bevond, incompleet is. Dit kan echter niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden, nu de rechtbank haar oordeel niet uitsluitend op die omschrijving heeft gebaseerd, maar ook op overige stukken zoals het aanvraagformulier, het vaststellingsverzoek, het besluit tot verlening van subsidie en de overgelegde facturen. Voorts kan uit de door [appellante] bij haar hoger-beroepschrift gevoegde tweede pagina van de projectomschrijving weliswaar worden afgeleid dat zij op 26 augustus 2004 met La Mana overeenstemming heeft bereikt over fase 2 van het project "Amfihuis", maar daaruit kan niet worden geconcludeerd dat de aanvraag van [appellante] uitsluitend op die fase betrekking heeft.
Op het aanvraagformulier staat onder vraag 8a als beknopte omschrijving van het project "de bouw van het prototype van het Amfihuis, plus ontwikkeling en advies" vermeld. Voorts heeft [appellante] onder de vragen 9a tot en met 9c onderscheidenlijk de geoffreerde kosten adviesuren voor een onafhankelijk deskundige, de geoffreerde externe uren voor het bouwen van een prototype en de materiaalkosten van het te bouwen prototype ingevuld. Hieruit vloeit voort dat [appellante] niet alleen subsidie heeft aangevraagd voor de kosten met betrekking tot de bouw van het prototype (fase 2), maar tevens voor de kosten met betrekking tot de advisering in het kader van de ontwikkeling van het project "Amfihuis" (fase 1). Blijkens het besluit tot subsidieverlening van 17 december 2004 is subsidie verleend voor zowel het ontwerpen en ontwikkelen van het "Amfihuis" als het laten bouwen van een prototype. Tegen dat besluit heeft [appellante] geen bezwaar gemaakt. Dit besluit is in rechte onaantastbaar. Voorts blijkt uit de bij het verzoek om subsidievaststelling door [appellante] overgelegde facturen, waaronder de factuur van 16 juli 2004, dat zij bij La Mana kosten heeft gedeclareerd voor het "prototype Amfihuis incl. ontwikkelkosten" en zij daarbij geen onderscheid heeft gemaakt tussen fase 1 en fase 2.
Uit het vorenstaande volgt dat de rechtbank met juistheid heeft overwogen dat het dagelijks bestuur er terecht vanuit is gegaan dat sprake is van één door [appellante] aangevraagd project bestaande uit twee fasen (advies en ontwikkeling en bouw prototype "Amfihuis") waarvoor door het dagelijks bestuur subsidie is verleend en dat het project (als geheel) ook als uitgangspunt dient bij de beoordeling of aan het bepaalde in artikel 8, aanhef en onder c, van de NIOF 2000 is voldaan. Voor zover [appellante] ter zitting heeft aangevoerd dat zijn adviseur het aanvraagformulier onjuist heeft ingevuld, kan dit niet tot een ander oordeel leiden, nu dit voor risico van [appellante] dient te blijven.
2.4.2. Vaststaat dat de door [appellante] overgelegde factuur van 16 juli 2004 met factuurnummer 24001 is gedateerd op een tijdstip dat meer dan vier weken is gelegen vóór de datum van inzending van de aanvraag bedoeld in artikel 8, aanhef en onder c, van de NIOF 2000. Nu deze factuur de eerste termijn betreft van de totale gedeclareerde kosten voor "het prototype Amfihuis incl. ontwikkelkosten", heeft het dagelijks bestuur zich terecht op het standpunt gesteld dat deze factuur betrekking heeft op het project "Amfihuis" en dat derhalve eerder dan vier weken vóór de inzending van de aanvraag verplichtingen met betrekking tot dat project zijn aangegaan. Uit artikel 8, aanhef en onder c, van de NIOF 2000 volgt dat in dat geval subsidie wordt geweigerd. Anders dan [appellante] ter zitting heeft aangevoerd, was het dagelijks bestuur, gelet op het dwingende karakter van deze bepaling, niet bevoegd bij het nemen van zijn besluit van 13 januari 2006 een belangenafweging te maken.
De rechtbank is derhalve terecht tot de slotsom gekomen dat het dagelijks bestuur terecht wegens strijd met het in voornoemde bepaling opgenomen vereiste het besluit tot subsidieverlening heeft ingetrokken en deze intrekking bij het besluit op bezwaar terecht heeft gehandhaafd.
2.5. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep ongegrond is. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.