ECLI:NL:RVS:2008:BC2091

Raad van State

Datum uitspraak
16 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200703584/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijstelling voor bouwproject in Olst

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door een appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De rechtbank had eerder het beroep van de appellant ongegrond verklaard, dat betrekking had op de vrijstelling die het college van burgemeester en wethouders van Olst-Wijhe had verleend aan Het Saalien wonen en bouwen voor de bouw van 12 appartementen en een notariskantoor op het perceel De Olsterhof te Olst. Het college had op 14 februari 2006 vrijstelling verleend en op 31 mei 2006 een reguliere bouwvergunning afgegeven. De appellant had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 31 mei 2006, maar dit bezwaar werd door het college ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de bouwvergunning van rechtswege was verleend, omdat het college niet tijdig had beslist op de aanvraag om bouwvergunning.

In hoger beroep betoogde de appellant dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat het college ervan mocht uitgaan dat het bestemmingsplan "Olst-Centrum" uiteindelijk onherroepelijk zou worden. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overwoog echter dat het bestemmingsplan inmiddels onherroepelijk was geworden, waardoor er geen belang meer bestond bij de beoordeling van de rechtmatigheid van de verleende vrijstelling. Dit betekende dat het bouwproject zonder vrijstelling gerealiseerd kon worden, omdat het in overeenstemming was met het bestemmingsplan.

De Afdeling verklaarde het hoger beroep van de appellant niet-ontvankelijk en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en werd openbaar uitgesproken op 16 januari 2008.

Uitspraak

200703584/1.
Datum uitspraak: 16 januari 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 06/2291 van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 16 mei 2007 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Olst-Wijhe.
1. Procesverloop
Bij besluit van 14 februari 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Olst-Wijhe (hierna: het college) aan Het Saalien wonen en bouwen, gevestigd te Raalte (hierna: vergunninghoudster), vrijstelling verleend voor de bouw van 12 appartementen en een notariskantoor op het perceel De Olsterhof te Olst (hierna: het perceel).
Bij besluit van 31 mei 2006 heeft het college aan vergunninghoudster reguliere bouwvergunning verleend voor het bouwen van 12 appartementen en een notariskantoor op het perceel.
Bij besluit van 3 oktober 2006 heeft het college het daartegen door [appellant] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 16 mei 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad (hierna: de rechtbank) het daartegen door [appellant] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief van 23 mei 2007, bij de Raad van State ingekomen op 24 mei 2007, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 25 juni 2007 heeft het college van antwoord gediend.
Vergunninghoudster is in de gelegenheid gesteld als partij aan het geding deel te nemen.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 november 2007, waar het college, vertegenwoordigd door L.G. van den Blink, ambtenaar van de gemeente, is verschenen. Voorts is vergunninghoudster, vertegenwoordigd door L.J. van 't Land, daar gehoord. [appellant] is met kennisgeving niet verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De rechtbank heeft - in hoger beroep niet bestreden - met juistheid overwogen dat op 9 mei 2006 van rechtswege bouwvergunning is verleend voor het bouwplan, nu het college niet binnen twaalf weken na het vrijstellingsbesluit van 14 februari 2006 op de aanvraag om bouwvergunning heeft beslist. De rechtbank heeft voorts met juistheid overwogen dat het door [appellant] tegen het besluit van 31 mei 2006 ingediende bezwaarschrift, geacht moet worden betrekking te hebben op de van rechtswege verleende bouwvergunning.
2.2. In hoger beroep betoogt [appellant] uitsluitend dat de rechtbank niet onder verwijzing naar de uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling van 15 januari 2007, in zaak nr. 200607726/2, heeft mogen overwegen dat het college ervan mocht uitgaan dat het bestemmingsplan "Olst-Centrum" op het van belang zijnde onderdeel uiteindelijk onherroepelijk zal worden, nu die uitspraak van een latere datum is dan de beslissing op bezwaar en de rechtbank met die overweging heeft miskend dat voormelde uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling slechts een voorlopig oordeel is.
2.3. De Afdeling overweegt ambtshalve als volgt. Bij besluit van 26 september 2006 heeft het college van gedeputeerde staten van Overijssel beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan "Olst-Centrum". Bij uitspraak van 7 november 2007, in zaak nr. 200607726/1, heeft de Afdeling het beroep van onder meer [appellant] tegen dat besluit ongegrond verklaard. Dit bestemmingsplan, waarvan het ontwerp door het college als ruimtelijke onderbouwing aan het besluit tot vrijstelling ten grondslag is gelegd, is daarmee onherroepelijk geworden. Dit brengt mee dat geen belang meer bestaat bij een beoordeling van de rechtmatigheid van de verleende vrijstelling. Thans zou het bouwplan immers zonder vrijstelling kunnen worden gerealiseerd, omdat het bouwplan in overeenstemming is met voormeld bestemmingsplan.
2.4. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, Voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, Leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Lodder
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 januari 2008
17-531.