ECLI:NL:RVS:2008:BC1505

Raad van State

Datum uitspraak
9 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200704308/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Vlasblom
  • W. van den Brink
  • C.J.M. Schuyt
  • P. Klein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wijziging persoonsgegevens in de gemeentelijke basisadministratie door college van burgemeester en wethouders van Heerlen

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Heerlen op 7 maart 2006 het verzoek van appellante om wijziging van haar persoonsgegevens in de gemeentelijke basisadministratie (GBA) afgewezen. Appellante, die zich noemde '[appellante A]', stelde dat de geregistreerde gegevens onjuist waren en dat zij een valse identiteit had aangenomen. Het college verklaarde het bezwaar van appellante ongegrond op 23 augustus 2006, waarna appellante in beroep ging bij de rechtbank Maastricht. De rechtbank verklaarde het beroep op 6 juni 2007 ongegrond, waarna appellante hoger beroep instelde bij de Raad van State.

De Raad van State heeft de zaak op 19 november 2007 behandeld. Appellante voerde aan dat zij met documenten van het Consulaat Generaal had aangetoond dat haar Chinese paspoort en familieregistratie-boekje authentiek waren, en dat deze documenten voldeden aan de eisen van de Wet GBA. Het college had echter gesteld dat appellante niet had aangetoond dat de geregistreerde gegevens feitelijk onjuist waren. De rechtbank had dit standpunt van het college onderschreven.

De Raad van State oordeelde dat appellante niet had aangetoond dat zij dezelfde persoon was als degene die in de documenten werd genoemd. De overgelegde documenten gaven geen bewijs dat de geregistreerde gegevens in de GBA onjuist waren. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200704308/1.
Datum uitspraak: 9 januari 2008.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], zich noemende "[appellante A]", thans wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 06/2090 van de rechtbank Maastricht van 6 juni 2007 in het geding tussen:
appellante
en
het college van burgemeester en wethouders van Heerlen.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 7 maart 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Heerlen (hierna: het college) het verzoek van appellante om wijziging van persoonsgegevens in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: de GBA) afgewezen.
Bij besluit van 23 augustus 2006 heeft het college het door appellante daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 6 juni 2007, verzonden op 7 juni 2007, heeft de rechtbank Maastricht (hierna: de rechtbank) het door appellante daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 juni 2007, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 23 juli 2007 heeft het college van antwoord gediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellante. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 november 2007, waar appellante, bijgestaan door mr. J. Groen, advocaat te Den Haag, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.P.H.M. Quaedvlieg en P. Goor-Vrouwenraets, beiden ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge artikel 36, tweede lid, van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: de Wet GBA) worden de gegevens over de burgerlijke staat, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:
a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;
b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;
c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een akte van bekendheid of beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;
e. een verklaring die betrokkene ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.
Ingevolge artikel 37, tweede lid, van de Wet GBA worden aan een geschrift als bedoeld in artikel 36, tweede lid, onder c, d of e, alsmede artikel 36, derde lid, geen gegevens ontleend, voor zover de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de in deze geschriften vermelde feiten.
Ingevolge artikel 82, eerste lid, van de Wet GBA voldoet het college van burgemeester en wethouders binnen vier weken kosteloos aan het verzoek van betrokkene hem betreffende gegevens in de basisadministratie te verbeteren, aan te vullen of te verwijderen, indien deze feitelijk onjuist dan wel onvolledig zijn of in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen.
Ingevolge het tweede lid geeft het college van burgemeester en wethouders aan het verzoek uitvoering met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de eerste afdeling van dit hoofdstuk.
2.2.    Bij brief van 16 januari 2006 heeft appellante, voor zover thans van belang, verzocht om haar bij de GBA geregistreerde persoonsgegevens te wijzigen in: [appellante A], geboren te [plaats] (China) op 28 januari 1977. De ten tijde van haar verzoek in de GBA van de gemeente Heerlen ingeschreven gegevens zijn: [appellante], geboren te [plaats] (China) op 16 maart 1986. Deze laatste gegevens zijn volgens appellante niet correct omdat zij destijds een valse identiteit heeft aangenomen. Ten bewijze hiervan heeft zij bij haar verzoek overgelegd een kopie van twee verwantschapsonderzoeken - waaruit volgens haar blijkt dat zij de biologische moeder en [echtgenoot] de biologische vader is van [dochter], geboren op 31 juli 2002 - en twee Chinese notariële verklaringen omtrent haar huwelijkse staat en haar geboorte. In de bezwaarprocedure heeft zij nog overgelegd een Chinees paspoort, een Chinees familieregistratie-boekje (Hukou), een Chinese identiteitskaart en een verklaring van het Consulaat Generaal te Shanghai (China).
2.3.    Het college heeft aan de afwijzing van het verzoek van appellante als bedoeld in artikel 82, eerste lid, van de Wet GBA ten grondslag gelegd dat zij met de overgelegde gegevens niet heeft aangetoond dat de in de GBA geregistreerde persoonsgegevens onjuist waren. Bij het besluit op bezwaar heeft het college de afwijzing gehandhaafd en zich op het standpunt gesteld dat appellante, op wie volgens het college de bewijslast rust om aannemelijk te maken dat de geregistreerde gegevens feitelijk onjuist zijn, niet heeft aangetoond dat de overgelegde bescheiden op haar betrekking hebben.
2.4.    De rechtbank heeft overwogen dat het college zich terecht op dit standpunt heeft gesteld. Hierbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de in de overgelegde documenten vermelde gegevens in aanmerkelijke mate afwijken van de oorspronkelijk door appellante verschafte gegevens.
2.5.    Appellante betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat zij met de verklaring van het Consulaat Generaal heeft aangetoond dat haar Chinese paspoort en het Chinese familieregistratie-boekje echt zijn en daarmee brondocumenten zijn als bedoeld in artikel 36, tweede lid, van de Wet GBA. De documenten voldoen door de verklaring aan de eisen van betrouwbaarheid en duidelijkheid die de Wet GBA aan brondocumenten stelt en dat deze op haar betrekking hebben blijkt uit haar paspoort waar haar pasfoto in staat en uit haar identiteitsbewijs, aldus appellante.
2.6.    Dit betoog faalt. Het verzoek van appellante komt neer op het verwijderen van alle in de GBA opgenomen persoonsgegevens en het registreren van volledig andere, beweerdelijk haar betreffende, gegevens. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 11 februari 2004 in zaak no.
200304721/1) zal voor het wijzigen van eenmaal in de GBA geregistreerde gegevens, gelet op het systeem van de Wet GBA, onomstotelijk moeten vast staan dat deze feitelijk onjuist zijn. De Afdeling is van oordeel dat appellante met de overlegging van de nieuwe documenten - waarvan de authenticiteit door het college overigens niet wordt betwist - niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij dezelfde persoon is als degene die onder de naam [appellante A] in voormelde documenten genoemd is. Zolang zij daarin niet is geslaagd, staat niet onomstotelijk vast dat de in de GBA met betrekking tot appellante geregistreerde gegevens onjuist zijn. De door appellante overgelegde bescheiden houden hieromtrent immers niets in, maar vermelden slechts gegevens met betrekking tot een zekere [appellante A] waarvan appellante stelt dat zij die persoon is. De in hoger beroep overgelegde documenten met betrekking tot het huwelijk met [echtgenoot] en de erkenning van [dochter], noch de beschikking verbetering akte burgerlijke stand van de rechtbank Leeuwarden van 26 september 2007, werpen een ander licht op de zaak.
De rechtbank heeft dan ook met juistheid geoordeeld dat het college het wijzigingsverzoek van appellante terecht heeft afgewezen.
2.7.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, Voorzitter, en mr. W. van den Brink en mr. C.J.M. Schuyt, Leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van Staat.
w.g. Vlasblom     w.g. Klein
Voorzitter     ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 januari 2008.
176-497.