ECLI:NL:RVS:2008:BC1013
Raad van State
- Hoger beroep
- C.H.M. van Altena
- M.M. van der Smissen
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag toevoeging rechtsbijstand in verband met zelfstandig beroep
In deze zaak heeft de Raad van State op 2 januari 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een aanvraag voor rechtsbijstand door de raad voor rechtsbijstand te 's-Hertogenbosch. De aanvraag was ingediend door [appellant] in verband met een geschil dat voortvloeide uit de verkoop van zijn onderneming. De raad voor rechtsbijstand heeft de aanvraag op 13 april 2006 afgewezen, omdat het rechtsbelang betrekking had op de uitoefening van een zelfstandig beroep, wat volgens de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) niet in aanmerking komt voor rechtsbijstand, tenzij aan bepaalde voorwaarden is voldaan.
Na de afwijzing heeft [appellant] bezwaar gemaakt, maar dit werd door de raad ongegrond verklaard op 29 juli 2006. Vervolgens heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 19 juni 2007 het beroep van [appellant] tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard. Hierop heeft [appellant] hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij zijn eerdere argumenten herhaalde.
De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de rechtbank de argumenten van [appellant] terecht had verworpen. De Raad concludeerde dat de aanvraag voor rechtsbijstand terecht was afgewezen, omdat het geschil een bedrijfsbelang betrof en de uitzonderingsgronden van de Wrb niet van toepassing waren. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De beslissing werd uitgesproken in naam der Koningin.