200705831/1 en 200705882/1.
Datum uitspraak: 2 januari 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1. [appellanten sub 1], beide wonend te [woonplaats],
2. de stichting "Stichting Natuur en Milieu Aalten", gevestigd te Aalten,
appellanten,
tegen de uitspraken in zaakno's 06/1155 WRO en 06/1048 WRO van de rechtbank Zutphen van 3 juli 2007 in de gedingen tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Aalten.
Bij besluit van 22 november 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Aalten (hierna: het college) vrijstelling en bouwvergunning verleend voor de plaatsing van acht windturbines met een inkoopstation op de percelen kadastraal bekend gemeente Aalten, sectie M, nummers 142, 151, 168, 178, 386, 407 en 435, plaatselijk bekend: Prinsendijk, Boterdijk, Fleurtendijk en Goorstegendijk, Aalten.
Bij besluiten van 21 maart 2006 heeft het college het daartegen door [appellanten sub 1] gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard en het daartegen door de stichting "Stichting Natuur en Milieu Aalten" (hierna: de Stichting Natuur en Milieu) gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 juli 2007, kenmerk 06/1155 WRO, verzonden op 10 juli 2007, heeft de rechtbank Zutphen (hierna: de rechtbank) het door [appellanten sub 1] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 3 juli 2007, kenmerk 06/1048 WRO, verzonden op 6 juli 2007, heeft de rechtbank het door de Stichting Natuur en Milieu niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraken zijn aangehecht.
Tegen de uitspraak van 3 juli 2007, kenmerk 06/1155 WRO, hebben [appellanten sub 1] bij brief van 15 augustus 2007, bij de Raad van State ingekomen op 16 augustus 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 29 augustus 2007. Deze brieven zijn aangehecht. Tegen de uitspraak van 3 juli 2007, kenmerk 06/1048, heeft de Stichting Natuur en Milieu bij brief van 16 augustus 2007, bij de Raad van State ingekomen op 17 augustus 2007, hoger beroep ingesteld.
Bij brieven van 9 oktober 2007 heeft het college van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 december 2007, waar de Stichting Natuur en Milieu, vertegenwoordigd door drs. G.J.W. Kraijenbrink, en het college, vertegenwoordigd door G.H. Scheffer, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord [belanghebbende], vertegenwoordigd door mr. ing. A.P.J. Timmermans.
2.1. Het bouwplan voorziet in de bouw van acht windturbines met een ashoogte van 100 meter en een rotordiameter van 80 meter op voormelde percelen.
2.2. Het hoger beroep van de Stichting Natuur en Milieu is gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat, gelet op het ontbreken van een weigeringsgrond als bedoeld in artikel 44, eerste lid, van de Woningwet bij het nemen van de beslissing op bezwaar, het procesbelang aan haar beroep is komen te ontvallen. Het hoger beroep van [appellanten sub 1] is gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat het college hun bezwaren terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2.3. Gelet op de uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling van 21 november 2005, zaaknr. 200506487/2 (www.raadvanstate.nl), heeft de rechtbank terecht vastgesteld dat in de periode tussen 21 november 2005 en de uitspraak van de Afdeling van 23 augustus 2006, zaaknr.
200506487/1, en derhalve ook ten tijde van het nemen van de beslissingen op bezwaar van 21 maart 2006 het bestemmingsplan "Buitengebied Aalten 2004" in werking was. Voorts heeft de rechtbank terecht vastgesteld dat het bouwplan daarmee niet in strijd is. Uit de uitspraak van de Afdeling van 21 december 1999, zaaknr. H01.99.0245 (AB 2000/78), volgt dat een mogelijke vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het bestemmingsplan niet tot gevolg heeft dat dit bestemmingsplan met terugwerkende kracht niet meer het toetsingskader bij het nemen van de beslissingen op bezwaar zou zijn. Op basis van voormeld bestemmingsplan is de bouwvergunning verleend. Dat de verleende vrijstelling ten onrechte is gehandhaafd, maakt dat niet anders, nu deze ten tijde van het nemen van de beslissingen op bezwaar niet meer was vereist. Nu hetgeen de Stichting Natuur en Milieu in beroep heeft aangevoerd uitsluitend ziet op de planologische inpasbaarheid van het bouwplan en de in verband daarmee verleende vrijstelling, heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat zij geen belang had bij een uitspraak op haar beroep. De aangevoerde planologische bezwaren kunnen immers, wat daar verder van zij, niet tot vernietiging van de bouwvergunning leiden, nu het bouwplan op 21 maart 2006 in overeenstemming was met het bestemmingsplan dat op dat moment in werking was.
Nu ook [appellanten sub 1] zich uitsluitend hebben gericht tegen de verleende vrijstelling, kan de vraag of het college hen al dan niet terecht niet in hun bezwaren heeft ontvangen in het midden blijven en ontbeert hun hoger beroep procesbelang.
2.4. Het hoger beroep van [appellanten sub 1] is niet-ontvankelijk. Het hoger beroep van de Stichting Natuur en Milieu is ongegrond en de aangevallen uitspraak van 3 juli 2007, kenmerk 06/1048, dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep van [appellanten sub 1] niet-ontvankelijk;
II. bevestigt de aangevallen uitspraak van 3 juli 2007, kenmerk 06/1048.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, Voorzitter, en mr. J.C.K.W. Bartel en mr. W. Konijnenbelt, Leden, in tegenwoordigheid van mr. B.S. Jansen, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak w.g. Jansen
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 januari 2008