ECLI:NL:RVS:2007:BC9166
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- T.M.A. Claessens
- D. Roemers
- A.A. Snijders
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage inzake vreemdelingenbewaring en voortvarendheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 5 november 2007, waarin de rechtbank het beroep van de vreemdeling gegrond verklaarde en de opheffing van de maatregel van vreemdelingenbewaring beval. De vreemdeling was op 23 oktober 2007 in vreemdelingenbewaring gesteld. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet met de vereiste voortvarendheid aan de uitzetting van de vreemdeling had gewerkt en wees het verzoek om schadevergoeding af. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Raad van State oordeelde dat uit het beroepschrift en het proces-verbaal van de zitting niet blijkt dat de vreemdeling de voortvarendheid van het handelen van de staatssecretaris in beroep aan de orde heeft gesteld. De beoordeling van de voortvarendheid valt niet onder de ambtshalve toetsing van de rechtbank, omdat deze beoordeling niet strekt tot de toepassing van een voorschrift van openbare orde. Hierdoor is de rechtbank buiten de grenzen van het geschil getreden. De Raad van State verklaarde het hoger beroep gegrond en vernietigde de uitspraak van de rechtbank.
De Raad van State oordeelde verder dat de beroepsgronden van de vreemdeling tegen het besluit van de staatssecretaris ongegrond zijn, en dat er geen aanleiding is voor schadevergoeding of proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 17 december 2007.