ECLI:NL:RVS:2007:BC3995
Raad van State
- Hoger beroep
- M.G.J. Parkins de Vin
- D. Roemers
- P.B.M.J. van der Beek Gillessen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd en toetsing nieuwe feiten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Haarlem, die op 8 mei 2007 een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de minister van Buitenlandse Zaken zich niet zonder meer op het standpunt kon stellen dat het voor de vreemdeling bij voorbaat zinloos was om bescherming te vragen bij de Noord-Iraakse autoriteiten tegen eerwraak. De rechtbank had het algemeen ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken, dat na het besluit van 21 december 2005 was ingediend, terecht aangemerkt als nieuwe feiten en omstandigheden volgens artikel 83 van de Vreemdelingenwet 2000.
De Raad van State oordeelde dat de rechtbank niet had voldaan aan de procedurele vereisten van artikel 83, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000, omdat er geen verzoek was gedaan aan de staatssecretaris om schriftelijk te reageren op de ingeroepen feiten en omstandigheden. De Raad van State verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verwees de zaak terug naar de rechtbank voor verdere behandeling. Tevens werden de proceskosten in hoger beroep vastgesteld op € 322,00, met de opdracht aan de rechtbank om te beslissen over de vergoeding van deze kosten.
De uitspraak werd gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing in naam der Koningin vaststelden. De uitspraak vond plaats op 18 december 2007.