ECLI:NL:RVS:2007:BC0555

Raad van State

Datum uitspraak
19 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200703124/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om vergoeding van planschade door gemeenteraad Bergen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] tegen de afwijzing van hun verzoek om vergoeding van planschade door de gemeenteraad van Bergen (L). De gemeenteraad had op 20 december 2005 besloten om het verzoek om planschadevergoeding af te wijzen, wat door de rechtbank Roermond op 28 maart 2007 werd bevestigd. De appellanten, die agrarische bedrijven exploiteren, stellen schade te lijden door het bestemmingsplan 'Golfcomplex Bleijenbeek', dat de mogelijkheid biedt voor de realisatie van een golfterrein in hun omgeving. De gemeenteraad had advies ingewonnen bij Tonnaer adviseurs, die concludeerden dat het nieuwe bestemmingsplan geen beperking voor de bedrijfsvoering van de appellanten met zich meebracht en dat er geen recht op schadevergoeding bestond.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 17 oktober 2007 behandeld. De appellanten voerden aan dat de gemeenteraad niet volledig had heroverwogen en dat de deskundigenrapporten niet goed waren onderbouwd. De Afdeling oordeelde dat de gemeenteraad de deskundigenrapporten van Tonnaer terecht had gevolgd en dat de appellanten onvoldoende bewijs hadden geleverd voor hun claims. Echter, de Afdeling erkende dat er mogelijk schade was door overlast van golfballetjes op de akkers van de appellanten, wat niet was meegenomen in de eerdere besluiten. De Afdeling verklaarde het hoger beroep gegrond en vernietigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij de gemeenteraad werd opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de overwegingen van de Afdeling.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige heroverweging van besluiten in het kader van planschade en de noodzaak voor gemeentelijke instanties om deskundigenrapporten goed te onderbouwen. De gemeenteraad werd ook veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan de appellanten.

Uitspraak

200703124/1.
Datum uitspraak: 19 december 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant sub 1],
[appellant sub 2] en
[appellant sub 3],
allen wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. 06/ 1702 van de rechtbank Roermond van 28 maart 2007 in het geding tussen:
[appellant sub 1],
[appellant sub 2] en
[appellant sub 3],
en
de raad der gemeente Bergen (L).
1.    Procesverloop
Bij besluit van 20 december 2005 heeft de raad der gemeente Bergen (L) (hierna: de gemeenteraad) het verzoek van [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] om vergoeding van planschade afgewezen.
Bij besluit van 15 augustus 2006 heeft de gemeenteraad het daartegen door [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 28 maart 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Roermond (hierna: de rechtbank) het daartegen door [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] per fax, bij de Raad van State ingekomen op 3 mei 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 31 mei 2007. Deze brieven zijn aangehecht.
De gemeenteraad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 oktober 2007, waar [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] in persoon, bijgestaan door mr. C.W.M. van Alphen, werkzaam bij Van Alpen advies, en de gemeenteraad, vertegenwoordigd door drs. H.M. Arts-Erwich, ambtenaar in dienst bij de gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), zoals dit artikel luidde ten tijde hier van belang, kent de gemeenteraad, voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van de bepalingen van een bestemmingsplan schade lijdt of zal lijden, welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
2.2.    Bij de beoordeling van een verzoek om planschadevergoeding dient te worden bezien of sprake is van een wijziging van het planologische regime waardoor een belanghebbende in een nadeliger positie is komen te verkeren, ten gevolge waarvan hij schade lijdt of zal lijden. Hiertoe dient een vergelijking te worden gemaakt tussen de beweerdelijk schadeveroorzakende planologische maatregel en het voordien geldende planologische regime. Daarbij is wat betreft het oude planologische regime niet de feitelijke situatie van belang, doch hetgeen op grond van dat regime maximaal kon worden gerealiseerd, ongeacht de vraag of verwezenlijking daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.
2.3.    [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] exploiteren ieder voor zich een agrarisch bedrijf aan de [locatie] in de gemeente Bergen. Zij stellen planschade te lijden ten gevolge van het bestemmingsplan "Golfcomplex Bleijenbeek", dat na de uitspraak van de Kroon van 8 februari 1996 van kracht is geworden, omdat ingevolge dit bestemmingsplan in de omgeving van hun bedrijven een golfterrein met sportaccommodatie en hotel kan worden gerealiseerd.
2.4.    De gemeenteraad heeft het verzoek ter advisering voorgelegd aan adviesbureau Tonnaer adviseurs in omgevingsrecht B.V. (hierna: Tonnaer). Deze heeft in drie deskundigenrapporten van 9 maart 2005 op basis van een planologische vergelijking van het bestemmingsplan "Golfcomplex Bleijenbeek" met het door de gemeenteraad op 13 februari 1979 vastgestelde bestemmingsplan "Buitengebied" gesteld, samengevat weergegeven, dat het bestemmingsplan "Golfcomplex Bleijenbeek" voor [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] geen beperking betekent van hun bedrijfsvoering of hun uitbreidingsmogelijkheden en dat zij daardoor geen inkomens- of vermogensschade lijden die voor vergoeding op de voet van artikel 49 van de WRO in aanmerking kan komen. Tonnaer heeft daarom geadviseerd het verzoek af te wijzen. In een nader deskundigenrapport van 31 oktober 2005 in reactie op een zienswijze van [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] heeft Tonnaer dit advies gehandhaafd.
De gemeenteraad heeft de deskundigenrapporten van Tonnaer ten grondslag gelegd aan het besluit van 20 december 2005, dat hij bij besluit van 15 augustus 2006 heeft gehandhaafd.
[appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] hebben bij hun verzoek, ter nadere onderbouwing daarvan, een door mr. A.H.C.M. Beckers van Aelmans Rentmeesters- & Makelaarskantoor B.V. (hierna: Aelmans) opgesteld deskundigenrapport van 27 oktober 2004 overgelegd. Daarin heeft de deskundige op basis van een vergelijking van voormelde bestemmingsplannen gesteld, samengevat weergegeven, dat [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] ten gevolge van het bestemmingsplan "Golfcomplex Bleijenbeek" vermogensschade zullen lijden, omdat de courantheid van hun agrarische bedrijven daardoor is verminderd, en zij mogelijk ook inkomensschade zullen lijden. In het deskundigenrapport is geen taxatie van de omvang van de schade opgenomen. Daarin is wel verwezen naar een door [appellant sub 3] overgelegd taxatierapport van Makelaardij Van Summeren (hierna: Van Summeren) van 30 april 1992 waarin de waarde van het agrarische bedrijf van [appellant sub 3] voor en na realisering van het nieuwe golfcomplex is getaxeerd.
2.5.    [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] betogen in de eerste plaats dat de rechtbank heeft miskend dat het besluit van 15 augustus 2006 in strijd met artikel 7:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is genomen, omdat volgens hen in bezwaar geen volledige heroverweging van het besluit van 20 december 2005 heeft plaatsgevonden. Daartoe voeren zij aan dat de gemeenteraad aan dit besluit het advies van de commissie voor de bezwaarschriften gemeente Bergen (hierna: de commissie) van 19 mei 2006 ten grondslag heeft gelegd en dat de commissie heeft volstaan met een redelijkheidstoetsing van de rapporten die aan het besluit van 20 december 2005 ten grondslag zijn gelegd.
2.5.1.    Ingevolge artikel 7:11, eerste lid, van de Awb vindt, indien het bezwaar ontvankelijk is, op de grondslag daarvan een heroverweging van het bestreden besluit plaats.
2.5.2.    De commissie heeft in haar advies van 19 mei 2006, samengevat weergegeven, gesteld dat in de deskundigenrapporten van Tonnaer een gedetailleerde planvergelijking is opgenomen, diverse mogelijke vormen van schade zijn besproken en dat haar niet is gebleken dat die rapporten niet goed zijn onderbouwd of niet zorgvuldig tot stand zijn gekomen. Volgens de commissie hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] dit laatste  ook onvoldoende aannemelijk gemaakt met de overgelegde rapporten van Van Summeren en Aelmans. De commissie heeft in hetgeen [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] voor het overige in bezwaar hebben aangevoerd evenmin reden gezien voor het oordeel dat de gemeenteraad de deskundigenrapporten van Tonnaers niet aan het besluit van 20 december 2005 ten grondslag heeft mogen leggen.
[appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] hebben het advies van de commissie bij de rechtbank niet, althans onvoldoende gemotiveerd bestreden en in beroep, noch in hoger beroep vermeld welke onderdelen van hun bezwaar de commissie niet of onvoldoende in haar advies heeft betrokken. De rechtbank heeft dan ook terecht in hetgeen zij op dit punt hebben aangevoerd geen aanleiding gezien voor het oordeel dat de gemeenteraad het advies van 19 mei 2006 niet aan het besluit van 15 augustus 2006 ten grondslag heeft mogen leggen. Het betoog faalt.
2.6.    [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] betogen verder tevergeefs dat de rechtbank heeft miskend dat de gemeenteraad ten onrechte geen betekenis heeft gehecht aan het overgelegde taxatierapport van Van Summeren, nu uit dit rapport niet blijkt dat het is gebaseerd op een vergelijking van de maximale invulling van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van voormelde bestemmingsplannen en [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] dit ook anderszins niet aannemelijk hebben gemaakt.
2.7.    [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] betogen dat de rechtbank heeft miskend dat door de planologische mutatie de uitbreidingsmogelijkheden voor de intensieve veehouderijtak van hun agrarische bedrijven worden beperkt en dat zij daardoor schade lijden.
2.7.1.    Dit betoog faalt. De rechtbank heeft op goede gronden overwogen dat de gemeenteraad ook op dit punt terecht de deskundigenrapporten van Tonnaer heeft gevolgd, nu daarin uitdrukkelijk is ingegaan op de gevolgen van het bestemmingsplan "Golfcomplex Bleijenbeek" voor de uitbreidingsmogelijkheden van de bedrijven van [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3], met de conclusie dat van de door hen gestelde beperkingen van de uitbreidingsmogelijkheden geen sprake zal zijn. [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] hebben niet aangegeven waarom die rapporten op dit punt onjuist zouden zijn. Zij hebben de gestelde beperkingen ook overigens niet aannemelijk gemaakt. Zo hebben zij in bezwaar, noch in beroep of hoger beroep aangegeven welke concrete uitbreidingsmogelijkheden zij door de inwerkingtreding van het nieuwe bestemmingsplan zijn kwijtgeraakt.
2.8.    Zij betogen voorts dat de rechtbank heeft miskend dat door de planologische mutatie de agrarische omgeving van hun bedrijven is gewijzigd in een gebied met natuur- en recreatieve doeleinden, waardoor de situeringswaarde van hun bedrijven is gedaald. In dit verband voeren zij aan dat in geval van verkoop voor een agrarisch bedrijf in een agrarische omgeving een grotere markt bestaat dan voor een agrarisch bedrijf nabij een gebied dat voor natuur- en recreatieve doeleinden in gebruik is.
2.8.1.    Ook dit betoog faalt. In de deskundigenrapporten van Tonnaer is ook op dit punt uitdrukkelijk ingegaan en [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] hebben niet aangegeven waarom die rapporten op dit punt onjuist zijn. Zij hebben ook overigens onvoldoende aannemelijk gemaakt situeringsschade te lijden ten gevolge van de planologische mutatie. De rechtbank heeft daarom terecht in hetgeen zij hebben aangevoerd geen aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat de gemeenteraad die deskundigenrapporten op dit punt niet aan zijn besluit van 20 december 2005, zoals gehandhaafd bij het besluit van 15 augustus 2006 ten grondslag mocht leggen.
2.9.    [appellant sub 2] en [appellant sub 1] betogen tot slot dat de rechtbank heeft miskend dat de bruikbaarheid van hun akkerbouwpercelen die grenzen aan of in de directe nabijheid liggen van het nieuwe golfterrein door de planologische mutatie is verminderd. Zij telen op die percelen roulerend suikerbieten, aardappelen, conserven en granen/mais. Volgens [appellant sub 2] zal hij ten gevolge van de planologische mutatie op ongeveer de helft van zijn percelen, zijnde 10 tot 15 ha, geen aardappelen meer kunnen telen, aangezien zijn [afnemer] in de leveringsovereenkomst als voorwaarde stelt dat aardappelen niet binnen 250 meter van een golfterrein worden geteeld. [appellant sub 2] en [appellant sub 1] stellen voorts dat vanaf het golfterrein golfballetjes op hun agrarische percelen tussen de teelt terecht komen. Zij voeren aan dat de rechtbank heeft miskend dat de gemeenteraad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de schade die zij daardoor lijden niet het gevolg is van de planologische mutatie.
2.9.1.    In het deskundigenrapport van Tonnaer is, samengevat weergegeven, schade door overlast van golfballetjes op de akkers van [appellant sub 2] mogelijk geacht. Dergelijke schade is volgens het rapport echter niet het gevolg van de planologisch mutatie, maar van een onrechtmatige daad van de gebruikers van het nieuwe golfterrein die golfballetjes op andermans terrein slaan. Ter zitting heeft [appellant sub 2] verklaard op zijn akkers nabij het nieuwe golfterrein feitelijk golfballetjes te hebben aangetroffen. Van de zijde van de gemeenteraad is ter zitting gesteld dat dit mogelijk is, maar dat de exploitant van het golfcomplex daarvoor aansprakelijk is.
Ingevolge de plankaart van het bestemmingsplan "Golfcomplex Bleijenbeek" zijn de gronden ten westen van voormelde akkers van [appellant sub 2] bestemd als "Golfterrein". Ingevolge de voorschriften voor die bestemming mag de hoogte van terreinafscheidingen niet meer dan 2 meter bedragen.
2.9.2.    Naar het oordeel van de Afdeling is de omstandigheid dat vanaf het golfterrein golfballetjes terecht komen in nabij gelegen akkerbouwpercelen een redelijkerwijs te verwachten gevolg van de aanleg en het gebruik van het golfterrein. Nu die aanleg en het gebruik planologisch mogelijk werden door het van kracht worden van het bestemmingsplan "Golfcomplex Bleijenbeek" moet eventuele schade die [appellant sub 2] en [appellant sub 1] in verband met de overlast van golfballetjes in hun oogst ondervinden aan dit plan worden toegerekend en kan die schade in beginsel voor vergoeding op de voet van artikel 49 van de WRO in aanmerking komen. Daarbij heeft de Afdeling in aanmerking genomen dat realisering van de ingevolge het bestemmingsplan toegestane terreinafscheidingen van maximaal 2 meter hoog onvoldoende zekerheid biedt dat golfballetjes niet op nabijgelegen percelen terecht kunnen komen.
De rechtbank heeft dit ten onrechte niet onderkend.
2.10.    De conclusie is dat het hoger beroep gegrond is. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De Afdeling zal, doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, het beroep gegrond verklaren voor zover dat betrekking heeft op de door [appellant sub 2] en [appellant sub 1] gestelde schade ten gevolge van overlast van golfballetjes tussen de gewassen op percelen nabij het nieuwe golfterrein en het besluit van 15 augustus 2006 wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht in zoverre vernietigen. De gemeenteraad dient een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen in 2.9.2 is overwogen.
2.11.    De gemeenteraad dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Roermond van 28 maart 2007 in zaak no. 06/ 1702;
III.    verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gedeeltelijk gegrond;
IV.    vernietigt het besluit van de raad der gemeente Bergen (L) van 15 augustus 2006, kenmerk 7281, voor zover dat betrekking heeft op de door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] gestelde schade vanwege overlast van golfballetjes op percelen nabij het nieuwe golfterrein;
V.    veroordeelt de raad van de gemeente Bergen (L) tot vergoeding van bij appellanten in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.288,00 (zegge: twaalfhonderdachtentachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Bergen aan [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
VI.    gelast dat de gemeente Bergen aan [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 355,00 (zegge: driehonderdvijfenvijftig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, Voorzitter, en mr. W. Konijnenbelt en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, Leden, in tegenwoordigheid van mr. D. Haan, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak    w.g. Haan
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 december 2007
18-507.