200704343/1.
Datum uitspraak: 12 december 2007.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. 06/2417 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 3 mei 2007 in het geding tussen:
de stichting "Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen".
Bij besluit van 5 oktober 2005 heeft de stichting "Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen" (hierna: het CBR) het rijbewijs van [appellant] ongeldig verklaard voor alle categorieën.
Bij besluit van 29 maart 2006 heeft het CBR het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 mei 2007, verzonden op 15 mei 2007, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief van 24 juni 2007, bij de Raad van State ingekomen op 25 juni 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 4 juli 2007. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 20 juli 2007 heeft het CBR van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 november 2007, waar [appellant], in persoon, en het CBR, vertegenwoordigd door mr. C.C.J. de Wilde, werkzaam bij het CBR, zijn verschenen.
2.1. Aan de orde is het besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs van [appellant] voor alle categorieën. De ongeldigverklaring berust op de grond dat blijkens het rapport van de eerste keurend arts van 29 januari 2005 [appellant] op 11 september 2004 in psychotische toestand verkeerde en voorts op de grond dat hij op het moment van onderzoek nog niet psychosevrij was. Blijkens het rapport van de tweede keurend arts van 15 augustus 2005 is bij [appellant] op 11 september 2004 sprake geweest van een psychotische toestand waarbij het bestaan van een waanstoornis respectievelijk een schizofrene ontwikkeling zeer aannemelijk is. Het CBR heeft op basis van de resultaten van die onderzoeken het bepaalde in Hoofdstuk 8, paragraaf 8.2.1. onder "Schizofrenie en andere psychotische stoornissen" van de bijlage bij de Regeling eisen geschiktheid 2000 van toepassing geacht. Uitgaande van de behandeling die [appellant] tot april/mei 2005 heeft ondergaan, is nog geen recidiefvrije periode van twee jaar verstreken, waarbij de keurend artsen tevens hebben aangegeven dat bij [appellant] geen zekere mate van ziekte-inzicht aanwezig is te achten. Op grond hiervan heeft het CBR vastgesteld dat [appellant] niet geschikt wordt geacht en is het rijbewijs van [appellant] ongeldig verklaard.
2.2. De rechtbank is van het juiste wettelijke kader en feitencomplex uitgegaan, waarvoor naar de aangehechte uitspraak wordt verwezen.
2.3. Het oordeel van de rechtbank dat het CBR het bezwaar van [appellant] terecht ongegrond heeft verklaard en de overwegingen waarop dat rust, zijn juist. Het CBR heeft van de bevindingen van de door de keuringsartsen verrichte onderzoeken kunnen uitgaan en zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat sprake is van een situatie als bedoeld in paragraaf 8.2.1. van de bijlage bij de Regeling eisen geschiktheid 2000 en dat [appellant] mitsdien niet voldoet aan de eisen van geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen. Van belang is hierbij - zoals de rechtbank terecht heeft overwogen - dat [appellant] de bevindingen van de deskundigen tot op heden niet met enige objectieve gegevens - zoals bijvoorbeeld een rapport met resultaten van een geneeskundig tegenonderzoek - heeft weerlegd.
Hetgeen [appellant] in hoger beroep heeft aangevoerd werpt geen ander licht op de zaak.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Altena w.g. Klein
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 december 2007.