ECLI:NL:RVS:2007:BB9910

Raad van State

Datum uitspraak
4 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200707261/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in milieuvergunning voor varkenshouderij en aspergeteelt

Op 25 september 2007 verleende het college van burgemeester en wethouders van Tubbergen aan de vergunninghouders een revisievergunning voor een varkenshouderij met opslag van natte bijproducten en aspergeteelt op een specifieke locatie in Tubbergen. Dit besluit werd op 3 oktober 2007 ter inzage gelegd. Tegen dit besluit hebben verzoekers op 15 oktober 2007 beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij op 18 oktober 2007 verzochten om een voorlopige voorziening. De zaak werd behandeld op 22 november 2007, waar de vertegenwoordiger van de gemeente en de vergunninghouder aanwezig waren.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, K. Brink, heeft in zijn overwegingen aangegeven dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Hij merkte op dat voor de vergunde activiteiten bestaande stallen gesloopt moeten worden en nieuwe stallen gebouwd, waarvoor een bouwvergunning vereist is. De vertegenwoordiger van de gemeente verklaarde dat het geldende bestemmingsplan de verlening van deze bouwvergunning in de weg staat. De procedure voor wijziging van het bestemmingsplan was al gestart, maar het was niet te verwachten dat dit binnen zes maanden zou worden afgerond.

Gezien deze omstandigheden was het niet aannemelijk dat er op korte termijn een bouwvergunning zou worden verleend. Daarom werd geconcludeerd dat er geen onverwijlde spoed was die een voorlopige voorziening rechtvaardigde. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd dan ook afgewezen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 4 december 2007.

Uitspraak

200707261/2.
Datum uitspraak: 4 december 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekers], wonend te [woonplaats], gemeente Tubbergen,
en
het college van burgemeester en wethouders van Tubbergen,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 25 september 2007 heeft verweerder aan [vergunninghouders] een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een varkenshouderij met opslag van natte bijproducten en aspergeteelt aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 3 oktober 2007 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben onder meer verzoekers bij brief van 15 oktober 2007, bij de Raad van State ingekomen op 16 oktober 2007, beroep ingesteld.
Bij brief van 18 oktober 2007, bij de Raad van State ingekomen op 19 oktober 2007, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 november 2007, waar verweerder, vertegenwoordigd door ing. S.A.J. Scheepers, ambtenaar in dienst van de gemeente, is verschenen. Voorts is als partij gehoord [vergunninghouder], vergezeld door [gemachtigde].
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Ten behoeve van de bij het bestreden besluit vergunde activiteiten worden de bestaande stallen gesloopt en nieuwe stallen gebouwd. Voor het verwezenlijken van deze verandering van de inrichting is een bouwvergunning vereist. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat het geldende bestemmingsplan in de weg staat aan verlening van deze bouwvergunning. De procedure voor de wijziging van het bestemmingsplan is reeds gestart, maar niet verwacht wordt dat het bestemmingsplan binnen zes maanden definitief zal worden vastgesteld.
Gezien het vorenstaande is het niet aannemelijk dat op korte termijn een bouwvergunning zal worden verleend. Zo lang geen bouwvergunning is verleend, treedt het besluit tot verlening van de milieuvergunning ingevolge artikel 20.8 van de Wet milieubeheer niet in werking. Er is dan ook geen onverwijlde spoed die, gelet op de betrokken belangen, vereist dat in afwachting van de behandeling van het geding in de bodemprocedure een voorlopige voorziening wordt getroffen.
2.3.    Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Fransen, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink    w.g. Fransen
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 december 2007
407-541.