ECLI:NL:RVS:2007:BB9457

Raad van State

Datum uitspraak
5 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200702085/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bouwvergunning voor gedeeltelijke vernieuwing en restauratie van een veeschuur in Tubbergen

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Tubbergen op 25 augustus 2005 geweigerd om aan de appellant een bouwvergunning te verlenen voor het gedeeltelijk vernieuwen en restaureren van een veeschuur op een perceel achter de woning van de appellant. De appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze weigering, maar het college heeft dit bezwaar op 23 februari 2006 ongegrond verklaard. Hierop heeft de appellant beroep ingesteld bij de rechtbank Almelo, die op 14 februari 2007 de uitspraak van het college heeft bevestigd en het beroep ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft de appellant hoger beroep ingesteld bij de Raad van State op 22 maart 2007.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 31 oktober 2007, waarbij de appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. J. van Groningen, en het college werd vertegenwoordigd door mr. L. Legtenberg. De Raad heeft overwogen dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan "Buitengebied", dat op het perceel de bestemming "Eengezinshuizen" heeft. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de schuur vóór de peildatum van 17 juni 1981 op het perceel is geplaatst, waardoor het beroep op het overgangsrecht niet kan slagen. De Raad heeft ook geoordeeld dat het college terecht geen vrijstelling op grond van artikel 19 van de Wet op de ruimtelijke ordening heeft verleend, omdat het planologisch onwenselijk is dat op het perceel gebouwen worden opgericht die niet bijdragen aan het woongenot.

Uiteindelijk heeft de Raad van State het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200702085/1.
Datum uitspraak: 5 december 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. 06/459 van de rechtbank Almelo van 14 februari 2007 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Tubbergen.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 25 augustus 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Tubbergen (hierna: het college) geweigerd aan appellant bouwvergunning te verlenen voor het gedeeltelijk vernieuwen en restaureren van een veeschuur en opslag (hierna: de schuur) op het perceel gelegen achter de woning aan de [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 23 februari 2006 heeft het college het door appellant daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 februari 2007, verzonden op 14 februari 2007, heeft de rechtbank Almelo (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 22 maart 2007, bij de Raad van State ingekomen op 22 maart 2007, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 31 mei 2007 heeft het college van antwoord gediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van het college. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 oktober 2007, waar appellant in persoon en bijgestaan door mr. J. van Groningen, advocaat te Middelharnis, en het college, vertegenwoordigd door mr. L. Legtenberg, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het bouwplan voorziet in het gedeeltelijk vernieuwen en restaureren van de schuur. Op grond van het bestemmingsplan "Buitengebied" rust op het perceel de bestemming "Eengezinshuizen". Het bestemmingsplan is ter inzage gelegd op 17 juni 1981.
2.2.    Ingevolge artikel 9, onder A, van de planvoorschriften zijn gronden aangewezen voor eengezinshuizen bestemd voor woningen met de daarbij behorende bebouwing, tuinen en erven.
Ingevolge artikel 37 mogen bouwwerken welke bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp-plan, dan wel in uitvoering zijn of mogen worden opgericht krachtens een bouwvergunning waarvan de aanvraag voor het bovengenoemde tijdstip is ingediend en die afwijken van het plan:
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, mits de bestaande afwijkingen naar hun aard niet worden vergroot;
2. gedeeltelijk worden uitgebreid, mits de inhoud met niet meer dan 10%. wordt uitgebreid en mits de vergroting niet reeds eerder krachtens deze overgangsbepaling heeft plaatsgevonden;
3. met inachtneming van de naar de weg gekeerde bestemmingsgrens, tenzij zulks onmogelijk is, geheel worden vernieuwd, indien het bouwwerk door een calamiteit is verwoest; één en ander behoudens onteigening en mits de aanvraag om bouwvergunning binnen twee jaar na de calamiteit is ingediend.
2.3.    Appellant komt op tegen het oordeel van de rechtbank dat hij geen beroep kan doen op het overgangsrecht, reeds omdat hij onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de schuur vóór de peildatum van 17 juni 1981 op het perceel is geplaatst.
2.3.1.    Op de foto's van de bestaande situatie is te zien dat het bouwwerk gedeeltelijk is ingestort, de dakbedekking op andere plaatsten ontbreekt en de wanden in vervallen staat verkeren. Restauratie van een gedeelte van de schuur komt in feite neer op afbraak en gehele vernieuwing van de totale schuur. Van een gedeeltelijke vernieuwing in de zin van artikel 37 van de planvoorschriften is derhalve geen sprake, zodat reeds hierom het bouwovergangsrecht niet van toepassing is.
2.4.    De rechtbank heeft voorts op juiste gronden geoordeeld dat het college terecht geen mogelijkheid tot vrijstelling op grond van artikel 19 van de Wet op de ruimtelijke ordening (hierna: WRO) aanwezig heeft geacht. Het college wenst geen vrijstelling te verlenen omdat het, gezien de bestemming "Eengezinshuizen", planologisch onwenselijk wordt geacht dat op het perceel gebouwen worden opgericht, die niet tot vergroting van woongenot dienen. Dit beleid is vastgelegd in het ten tijde van de beslissing op bezwaar in procedure zijnde ontwerp-bestemmingsplan "Buitengebied 2006".
2.5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Bijloos     w.g. Lodder
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 december 2007
17-567.