ECLI:NL:RVS:2007:BB8497

Raad van State

Datum uitspraak
13 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200707439/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Troostwijk
  • D. Roemers
  • P.B.J.M. van der Beek-Gillessen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vreemdelingenbewaring en vertrekmoratorium voor Guinee

In deze zaak heeft de Raad van State op 13 november 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Maastricht, die op 16 oktober 2007 een vreemdeling in vreemdelingenbewaring had vrijgelaten. De staatssecretaris van Justitie, als appellant, stelde hoger beroep in tegen deze uitspraak. De rechtbank had geoordeeld dat er geen zicht op uitzetting was, omdat er een vertrekmoratorium gold voor Guinee en de nationaliteit van de vreemdeling niet was vastgesteld. De Raad van State oordeelde dat de rechtbank niet had onderkend dat het vertrekmoratorium niet automatisch leidt tot het ontbreken van zicht op uitzetting. De Raad benadrukte dat de vraag of het vertrekmoratorium van toepassing is, pas kan worden beantwoord nadat de Guinese autoriteiten de nationaliteit van de vreemdeling hebben vastgesteld. De Raad verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond. Tevens werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak werd gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, met mr. H. Troostwijk als voorzitter en mr. D. Roemers en mr. P.B.J.M. van der Beek-Gillessen als leden.

Uitspraak

200707439/1.
Datum uitspraak: 13 november 2007
RAAD VAN STATE
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak nr. 07/38072 van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Maastricht, van 16 oktober 2007 in het geding tussen:
[de vreemdeling],
en
appellant.
1. Procesverloop
Bij besluit van 1 oktober 2007 is [de vreemdeling] (hierna: de vreemdeling) in vreemdelingenbewaring gesteld. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 16 oktober 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank ’s Gravenhage, nevenzittingsplaats Maastricht (hierna: de rechtbank), het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van die dag bevolen en de vreemdeling schadevergoeding toegekend. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant (hierna: de staatssecretaris) bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 23 oktober 2007, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
De vreemdeling heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. In de enige grief klaagt de staatssecretaris onder meer, samengevat weergegeven, dat de rechtbank, door te overwegen dat zicht op uitzetting van de vreemdeling onder meer ontbreekt, omdat hij, ondanks het feit dat hij volgens een verrichte taalanalyse eenduidig te herleiden is tot de spraakgemeenschap van Guinee, volhardt in zijn stelling dat hij de Sierra Leoonse nationaliteit heeft, door de autoriteiten van Sierra Leone ten aanzien van hem een 'non-statement'-verklaring is afgegeven, voor Guinee een vertrekmoratorium van kracht is en hij niet vrijwillig wenst terug te keren, niet heeft onderkend dat het vertrekmoratorium niet kan leiden tot het oordeel dat zicht op uitzetting ontbreekt, zolang de nationaliteit van de vreemdeling niet is vastgesteld.
2.1.1. Volgens paragraaf C24/3.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000, betreffende het asielbeleid ten aanzien van Guinee, geldt voor Guinee een vertrekmoratorium. Het besluit tot het instellen hiervan is gepubliceerd op 3 mei 2007. Het vertrekmoratorium geldt tot en met 31 maart 2008.
2.1.2. De grief slaagt. De rechtbank heeft niet onderkend dat het voormelde vertrekmoratorium niet kan leiden tot het oordeel dat zicht op uitzetting ontbreekt, zolang de nationaliteit van de vreemdeling niet is vastgesteld. De vraag of het vertrekmoratorium ten aanzien van Guinee op de vreemdeling van toepassing is, kan immers eerst worden beantwoord, nadat de Guinese autoriteiten hebben vastgesteld dat hij de Guinese nationaliteit heeft.
2.2. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Hetgeen voor het overige tegen de aangevallen uitspraak is aangevoerd, behoeft geen bespreking. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling, nu uit het hiervoor overwogene voortvloeit dat de voorgedragen beroepsgrond geen aanleiding geeft tot een ander oordeel, het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van 1 oktober 2007 alsnog ongegrond verklaren. Er is geen grond voor schadevergoeding.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Maastricht, van 16 oktober 2007 in zaak nr. 07/38072;
III. verklaart het door de vreemdeling bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep ongegrond;
IV. wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, Voorzitter, en mr. D. Roemers en mr. P.B.J.M. van der Beek-Gillessen, Leden, in tegenwoordigheid van mr. C.E.C.M. van Roosmalen, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk
Voorzitter
w.g. Van Roosmalen
ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 november 2007
53-551.
Verzonden: 13 november 2007
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,
mr. H.H.C. Visser,
directeur Bestuursrechtspraak