ECLI:NL:RVS:2007:BB7793

Raad van State

Datum uitspraak
9 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200701259/4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen staatsraad mr. A. Kosto in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft verzoekster op 27 oktober 2007, per faxbericht ingekomen op 29 oktober 2007, een wrakingsverzoek ingediend tegen staatsraad mr. A. Kosto, lid van de Enkelvoudige kamer die belast was met de behandeling van de zaak met nummer 200701259/1. Het onderzoek ter zitting in deze zaak was gesloten op 19 oktober 2007. De staatsraad heeft niet ingestemd met de wraking. Het wrakingsverzoek werd behandeld op 6 november 2007, waarbij verzoekster werd gehoord, maar de staatsraad geen gebruik maakte van het recht om te worden gehoord.

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in haar overwegingen uiteengezet dat op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht een partij elk van de rechters kan wraken op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. Het verzoek om wraking moet worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden, zoals vastgelegd in artikel 8:16, eerste lid, van dezelfde wet. De Afdeling heeft vastgesteld dat verzoekster haar verzoek om wraking pas tien dagen na de zitting heeft ingediend, wat niet voldoet aan de wettelijke vereisten.

Verzoekster heeft als reden voor de wraking aangevoerd dat de staatsraad tijdens de zitting uitlatingen heeft gedaan die volgens haar duiden op vooringenomenheid. De Afdeling heeft echter geoordeeld dat verzoekster niet tijdig om wraking heeft verzocht en dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat zij niet eerder om wraking had kunnen verzoeken. Gelet op deze overwegingen heeft de Afdeling het verzoek om wraking afgewezen.

De beslissing is genomen door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, recht doende in naam der Koningin, en is openbaar uitgesproken op 9 november 2007.

Uitspraak

200701259/4.
Datum beslissing: 9 november 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op het verzoek van:
[verzoekster], wonend te [woonplaats],
om wraking (artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht).
1.    Procesverloop
Bij brief van 27 oktober 2007, bij de Raad van State per faxbericht ingekomen op 29 oktober 2007, heeft verzoekster verzocht om wraking van mr. A. Kosto (hierna: de staatsraad), Lid van de Enkelvoudige kamer belast met de behandeling van de zaak no. 200701259/1 (hierna: de zaak), waarvan het onderzoek ter zitting is gesloten op 19 oktober 2007.
De staatsraad heeft niet in de wraking berust.
De Afdeling heeft het wrakingsverzoek ter openbare zitting behandeld op 6 november 2007, waar verzoekster is gehoord. De staatsraad heeft van de gelegenheid te worden gehoord geen gebruik gemaakt.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Ingevolge artikel 8:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt het verzoek gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden.
Ingevolge artikel 36, eerste lid, van de Wet op de Raad van State zijn deze artikelen van overeenkomstige toepassing indien bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld.
2.2.    Als reden voor het wrakingsverzoek heeft verzoekster aangevoerd dat de staatsraad bij de behandeling van de zaak ter zitting diverse uitlatingen heeft gedaan die, naar het oordeel van verzoekster, getuigen van vooringenomenheid bij de staatsraad.
De zaak is ter zitting behandeld op 19 oktober 2007. Nu pas bij faxbericht van 29 oktober 2007, tien dagen na de behandeling van de zaak ter zitting, om wraking is verzocht, is het verzoek om wraking niet gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan verzoekster bekend zijn geworden. In het betoog van verzoekster dat zij bij de behandeling van de zaak ter zitting zo zeer aangeslagen was dat zij er geen moment aan heeft gedacht om de staatsraad te wraken, dat in de week na de zitting twee huisdieren van haar er slecht aan toe waren en dat zij al eerder, op 23 oktober 2007, is begonnen aan een brief aan de directeur bestuursrechtspraak van de Raad van State en deze brief later, nadat zij pas op 26 oktober 2007 ontdekte dat een verzoek om wraking ook na de zitting kan worden gedaan, heeft omgezet in een wrakingsverzoek, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat verzoekster niet eerder om wraking heeft kunnen verzoeken. Verzoekster heeft niet voldaan aan het gestelde in artikel 8:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.3.    Reeds gelet op het vorenstaande dient het verzoek te worden afgewezen.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, Voorzitter, en mr. M.G.J. Parkins-de Vin en mr. M.A.A. Mondt-Schouten, Leden, in tegenwoordigheid van mr. L.A.M. van Hamond, ambtenaar van Staat.
w.g. Scholten-Hinloopen    w.g. Van Hamond
Voorzitter         ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 november 2007
446.