ECLI:NL:RVS:2007:BB7778

Raad van State

Datum uitspraak
8 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200707114/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen besluit van het college van burgemeester en wethouders van Hof van Twente inzake gebruik kantoorpand voor bewoning

Op 23 januari 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Hof van Twente een besluit genomen waarbij verzoeker werd gelast het gebruik van een kantoorpand op het perceel [locatie] te [plaats] voor bewoning te beëindigen. Dit besluit werd genomen onder oplegging van een dwangsom en vereiste dat alle zaken die op bewoning wezen, zoals meubilair en huisraad, verwijderd zouden worden. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college verklaarde dit bezwaar ongegrond op 15 mei 2007. Vervolgens heeft verzoeker hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij op 5 oktober 2007 een verzoek om een voorlopige voorziening werd ingediend. De zaak werd behandeld op 25 oktober 2007, waarbij verzoeker werd bijgestaan door mr. H.J.P. Robers, en het college werd vertegenwoordigd door mr. P. Braamhaar. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, J.E.M. Polak, heeft in zijn overwegingen aangegeven dat de bestemming van het perceel 'bedrijfsbebouwing' is, met specifieke voorschriften die bewoning niet toestaan. De Voorzitter concludeerde dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat de eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter niet in stand zou blijven. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gedaan op 8 november 2007.

Uitspraak

200707114/2.
Datum uitspraak: 8 november 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in de zaken nos. 07/726 en 07/827 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Almelo van 27 augustus 2007 in het geding tussen:
verzoeker
en
het college van burgemeester en wethouders van Hof van Twente.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 23 januari 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Hof van Twente (hierna: het college) verzoeker onder oplegging van een dwangsom gelast het gebruik van het kantoorpand op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel) voor bewoning, te beëindigen en beëindigd te houden. Specifiek dienen alle zaken verwijderd te worden die wijzen op het gebruik van het pand voor woondoeleinden, zoals het zitkamer- en het slaapkamermeubilair, het overige privé-meubilair, stoffering en gordijnen voor privé-gebruik, en gebruiksvoorwerpen voor persoonlijk gebruik zoals huisraad.
Bij besluit van 15 mei 2007 heeft het college het door verzoeker daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 augustus 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Almelo (hierna: de voorzieningenrechter), voor zover thans van belang, het door verzoeker daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft verzoeker bij brief van 5 oktober 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 11 oktober 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 oktober 2007, waar verzoeker, in persoon en bijgestaan door mr. H.J.P. Robers, advocaat te Hengelo, en het college, vertegenwoordigd door mr. P. Braamhaar, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied Ambt Delden" rust op het perceel de bestemming "bedrijfsbebouwing" met de nadere aanduiding "fabricage constructiewerken (Cs)".
Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de planvoorschriften, voor zover thans van belang, zijn de gronden op de plankaart aangeduid met de bestemming "bedrijfsbebouwing" bestemd voor niet-agrarische bedrijven in de bestemmingscategorie zoals nader aangeduid op de plankaart; een en ander met bijbehorende bebouwing en voorzieningen.
Ingevolge artikel 9, tweede lid, onder b, is uitsluitend toegestaan één bedrijfswoning per bouwperceel met een maximale inhoud van 600 m³ dan wel, indien een grotere woning aanwezig is, de inhoud zoals die bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan.
Ingevolge artikel 4, eerste lid, is het verboden de onbebouwde grond en/of de daarop aanwezige bebouwing te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met het in het plan aan de grond gegeven bestemming.
Ingevolge artikel 4, zevende lid, verleent het college vrijstelling van de in lid 1, 2, 3, 4 en 6 gestelde verboden indien strikte toepassing ervan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Ingevolge artikel 4, achtste lid, is het college voorts bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 1, 2, 3 en 4, mits dit niet leidt tot een ingrijpende en/of onomkeerbare wijziging van en inbreuk op de bestemming en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten.
2.3.    In hetgeen verzoeker naar voren heeft gebracht ziet de Voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat het college ten onrechte tegen het gebruik van het kantoorpand voor bewoning is opgetreden.
Daarbij wordt in aanmerking genomen dat voorshands geen aanleiding bestaat om aan te nemen dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat bewoning van het kantoorpand niet is toegestaan gelet op de op het perceel rustende bestemming "bedrijfsbebouwing" en de daarbij behorende voorschriften. Deze bestemming brengt met zich, dat gebruik van het perceel voor woondoeleinden hoogstens beperkt is toegestaan. Een redelijke uitleg van de voorschriften brengt, naar voorlopig oordeel, gelet op de systematiek van artikel 9, met zich dat op het perceel slechts één bedrijfswoning aanwezig mag zijn. Vast staat dat zich op het perceel reeds een bedrijfswoning bevindt.
De Voorzitter acht de last op voorhand voldoende duidelijk. Deze is erop gericht dat verzoeker een einde maakt aan de bewoning van het kantoorpand. Aan verzoeker is steeds duidelijk gemaakt dat bewoning niet geoorloofd is. Bij de beoordeling van deze last zal als geheel moeten worden bezien of sprake is van gebruik in strijd met de bestemming. Ter zitting is gebleken dat het gebruik van gordijnen en stoelen voor de kantoorfunctie op zichzelf niet stuit op bezwaren van het college.
Voorts bestaat voorshands geen aanleiding om aan te nemen dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft aangenomen dat geen concreet zicht op legalisatie van het gebruik bestaat. Het college heeft, naar voorlopig oordeel, geen vrijstelling als bedoeld in artikel 4, achtste lid, van de planvoorschriften, voor het gebruik van het kantoorpand voor bewoning behoeven te verlenen, nu sprake is van een ingrijpende wijziging van en inbreuk op de bestemming.
2.4.    Gelet op het vorengaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Wijers, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak     w.g. Wijers
Voorzitter     ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 november 2007
444