ECLI:NL:RVS:2007:BB7257
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- H. Troostwijk
- P.A. Offers
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vreemdelingenbewaring en ongewenstverklaring met betrekking tot gezinsleven en openbare orde
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, die de vreemdeling in vreemdelingenbewaring had gesteld. De vreemdeling, die sinds februari 1999 in Nederland verblijft, is ongewenst verklaard op basis van misdrijven die hij in Afghanistan zou hebben gepleegd. De rechtbank had overwogen dat de vreemdelingenbewaring een te zwaar middel was, omdat de vreemdeling zich nooit aan het toezicht had onttrokken en hij belang had bij het voortzetten van zijn eenmanszaak. De staatssecretaris was het hier niet mee eens en stelde dat de rechtbank de ernst van de misdrijven en de betekenis van de ongewenstverklaring had miskend.
De Raad van State oordeelde dat de staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt kon stellen dat de vreemdeling zich aan de uitzetting zou kunnen onttrekken. De inmenging in het gezinsleven van de vreemdeling met zijn partner en broer werd gerechtvaardigd in het belang van de openbare orde. De Raad van State vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond. De staatssecretaris had zich terecht op het standpunt gesteld dat er geen lichter middel dan bewaring kon worden toegepast. De Raad van State concludeerde dat er geen bijzondere feiten of omstandigheden waren die de nadelige gevolgen van de bewaring onevenredig maakten in verhouding tot het doel van de bewaring.