200702109/1.
Datum uitspraak: 31 oktober 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], beiden wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 06/2923 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 12 februari 2007 in het geding tussen:
de raad van de gemeente Sint-Oedenrode.
Bij besluit van 26 mei 2005 heeft de raad van de gemeente Sint-Oedenrode (hierna: de gemeenteraad) een verzoek van appellanten om vergoeding van planschade afgewezen.
Bij besluit van 27 april 2006 heeft de gemeenteraad het door appellanten daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 februari 2007, verzonden op 14 februari 2007, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het door appellanten daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 maart 2007, hoger beroep ingesteld. Bij brief van 3 mei 2007 zijn de gronden aangevuld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 31mei 2007 heeft de gemeenteraad van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 september 2007, waar de gemeenteraad, vertegenwoordigd door mr. M.H.J. van Els, ambtenaar in dienst van de gemeente, is verschenen. Appellanten zijn niet verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), zoals dit artikel luidde ten tijde hier van belang en voor zover hier van belang, kent de gemeenteraad, voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van een bestemmingsplan of een vrijstelling, als bedoeld in artikel 19 van de WRO schade lijdt of zal lijden, welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
2.2. In hun verzoekschrift van 3 maart 2005 hebben appellanten een verzoek om vergoeding van planschade ingediend. De schade die zij stellen te hebben geleden is, aldus appellanten, het gevolg van het niet handhavend optreden van de gemeente tegen de door hen gestelde overtreding van bepalingen van het ter plaatste geldende bestemmingsplan.
2.3. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat de gemeenteraad zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat appellanten ten gevolge van het niet handhavend optreden door de gemeente geen (blijvende) vermogensschade hebben geleden die op grond van artikel 49 van de WRO voor vergoeding in aanmerking komt. Artikel 49 van de WRO biedt geen basis voor vergoeding van schade die is ontstaan door niet handhavend optreden door de gemeente. Gelet hierop heeft de gemeenteraad het verzoek om planschadevergoeding met recht afgewezen. Hetgeen appellanten in dit verband hebben betoogd, treft geen doel.
2.4. De rechtbank heeft voorts terecht en op juiste gronden geoordeeld dat de gemeenteraad appellanten voldoende in de gelegenheid hebben gesteld om te worden gehoord en daarmee heeft voldaan aan de hoorplicht zoals bedoeld in artikel 7:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Ook hetgeen appellanten in dat verband hebben betoogd, faalt.
2.5. In hetgeen appellanten overigens (omtrent samenspanning en bestuurlijke en ambtelijke corruptie) hebben aangevoerd, ziet de Afdeling evenmin aanleiding voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte tot de slotsom is gekomen dat de gemeenteraad het bezwaarschrift van appelanten tegen de afwijzing van hun verzoek om toekenning van een planschadevergoeding terecht ongegrond heeft verklaard.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. C.H.M. van Altena, Leden, in tegenwoordigheid van
mr. E.M. Ouwehand, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Ouwehand
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2007