ECLI:NL:RVS:2007:BB6310

Raad van State

Datum uitspraak
18 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200706652/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake huisvesting buitenlandse werknemers op camping 'De Looi' te Bergen

Op 18 oktober 2007 heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een voorlopige voorziening. De zaak betreft verzoeksters, waaronder de besloten vennootschap 'Horizon Meat Services B.V.', die in hoger beroep zijn gegaan tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Bergen. Deze besluiten, genomen op 23 mei 2006 en 6 februari 2007, verplichtten verzoeksters om een einde te maken aan de huisvesting van buitenlandse werknemers op het kampeerterrein van camping 'De Looi'. De rechtbank Roermond had eerder de beroepen van verzoeksters ongegrond verklaard op 13 september 2007.

De Voorzitter heeft de zaak behandeld op 11 oktober 2007, waarbij verzoeksters vertegenwoordigd waren door hun advocaten. In de overwegingen werd opgemerkt dat het oordeel van de Voorzitter voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De Voorzitter oordeelde dat de beroepsgrond van verzoekster sub 2, die betrekking had op een vermeende schending van Europese regelgeving, buiten beschouwing moest blijven omdat deze voor het eerst in hoger beroep werd ingediend.

De Voorzitter concludeerde dat de vraag of verzoeksters het gebruiksverbod in het bestemmingsplan hebben overtreden beter in de bodemzaak kan worden beantwoord. Gezien de omstandigheden, waaronder de reeds jarenlange huisvesting van werknemers op de camping, werd besloten om de besluiten van het college te schorsen. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan verzoeksters en het terugbetalen van griffierechten.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van belangen in bestuursrechtelijke procedures, vooral wanneer het gaat om voorlopige voorzieningen.

Uitspraak

200706652/2.
Datum uitspraak: 18 oktober 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van:
1.    de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Horizon Meat Services B.V.", gevestigd te Zevenaar,
2.    [verzoekster sub 2], gevestigd te [plaats],
verzoeksters,
tegen de uitspraak in de zaken nos. 07/329 en 07/371 van de rechtbank Roermond van 13 september 2007 in het geding tussen:
verzoeksters
en
het college van burgemeester en wethouders van Bergen.
1.    Procesverloop
Bij afzonderlijke besluiten van 23 mei 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Bergen (hierna: het college), voor zover thans van belang, verzoeksters onder oplegging van een dwangsom gelast een einde te maken aan de huisvesting van buitenlandse werknemers op het kampeerterrein van camping "De Looi" te Bergen.
Bij afzonderlijke besluiten van 6 februari 2007 heeft het college de door verzoeksters daartegen gemaakte bezwaren gegrond verklaard, de besluiten van 23 mei 2006 herroepen en verzoeksters opnieuw onder oplegging van een dwangsom gelast een einde te maken aan voormelde huisvesting.
Bij uitspraak van 13 september 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Roermond (hierna: de rechtbank) de door verzoeksters daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben verzoeksters bij afzonderlijke brieven van 14 september 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld.
Bij afzonderlijke brieven van 14 september 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hebben verzoeksters de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 oktober 2007, waar verzoekster sub 1, vertegenwoordigd door mr. H.J. Kastein, advocaat te Zevenaar, en verzoekster sub 2, vertegenwoordigd door mr. B. Benard, advocaat te Den Haag, en het college, vertegenwoordigd door mr. S.N.J. Kerkhoff, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Naar het oordeel van de Voorzitter dient het betoog van verzoekster sub 2 dat het op haar betrekking hebbende besluit van 6 februari 2007 genomen is in strijd met artikel 39, tweede lid, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en met Verordening (EEG) nr. 1612/68 buiten beschouwing te blijven, nu deze beroepsgrond voor het eerst in hoger beroep naar voren is gebracht. In dit verband wordt verwezen naar rechtsoverweging 2.2.3 van de uitspraak van de Afdeling van 21 juni 2006 in zaak no.
200508834/1.
2.3.    De vraag of verzoeksters het in artikel 6, lid A, van het bestemmingsplan "Buitengebied" neergelegde gebruiksverbod hebben overtreden, kan beter worden beantwoord in de bodemzaak. De Voorzitter zal bevorderen dat de bodemzaak in januari 2008 ter zitting zal worden behandeld. Na afweging van de betrokken belangen en gelet op de omstandigheid dat reeds enige jaren huisvesting van werknemers op camping "De Looi" plaatsvindt, ziet de Voorzitter aanleiding voor het treffen van de hierna te melden voorlopige voorziening. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat, gezien de relatief korte termijn waarop een oordeel in de bodemzaak kan worden verkregen, het college, indien de hoger beroepen ongegrond worden verklaard, binnen afzienbare tijd tegen de huisvesting van werknemers op de camping zal kunnen optreden. Onder deze omstandigheden zijn er geen belangen, die onevenredig worden geschaad bij toewijzing van de verzoeken, terwijl afwijzing het verstrekkende gevolg zou hebben dat aan de huisvesting reeds voor de derhalve op relatief korte termijn te verwachten uitspraak in de bodemzaak een einde zou moeten komen zonder dat geheel vaststaat, dat de handhaving rechtens juist moet worden geacht.
2.4.    Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Bergen van 6 februari 2007, kenmerk RO/SK/1094 en RO/SK/1095, en de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Bergen van 23 mei 2006, kenmerk RO/SK/3093 en RO/SK/3094;
II.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Bergen tot vergoeding van bij verzoekster sub 1 in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Bergen aan verzoekster sub 1 onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Bergen tot vergoeding van bij verzoekster sub 2 in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Bergen aan verzoekster sub 2 onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III.    gelast dat de gemeente Bergen aan verzoeksters het door hen voor de behandeling van de verzoeken betaalde griffierecht ten bedrage van € 428,00 (zegge: vierhonderdachtentwintig euro) voor verzoekster sub 1 en € 428,00 (zegge: vierhonderdachtentwintig euro) voor verzoekster sub 2 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak     w.g. Van Roessel
Voorzitter     ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 oktober 2007
457.