ECLI:NL:RVS:2007:BB5253
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- T.M.A. Claessens
- C.H.M. van Altena
- Rechtspraak.nl
Deskundigheid van taalanalisten in asielprocedures en contra-expertise in vreemdelingenzaken
In deze zaak heeft de Raad van State op 20 september 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep van de Staatssecretaris van Justitie tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de vreemdeling, waarbij de staatssecretaris zich baseerde op een taalanalyse van het Bureau Land en Taal (BLT). De rechtbank had eerder geoordeeld dat de taalanalyse onvoldoende bewijs bood om de afwijzing te rechtvaardigen, en dat de contra-expertise van dr. O. Nkulu Kabuya, die de vreemdeling had ingediend, voldoende aanknopingspunten bood om aan de conclusies van het BLT te twijfelen.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de contra-expertise, die was opgesteld door een academisch opgeleide linguïst met expertise in het Swahili, niet alleen onafhankelijk was, maar ook voldoende onderbouwd. De Raad stelde vast dat de staatssecretaris niet had aangetoond dat de opsteller van de contra-expertise niet deskundig was, en dat de rechtbank terecht had overwogen dat er geen redenen waren om aan de deskundigheid van de opsteller te twijfelen. De Raad benadrukte dat de vreemdeling de mogelijkheid had om de taalanalyse te weerleggen door middel van contra-expertise, en dat de resultaten van de taalanalyse niet als voldoende bewijs konden worden aangemerkt zonder controleerbare onderbouwing.
De uitspraak bevestigt de noodzaak voor zorgvuldige en onafhankelijke taalanalyses in asielprocedures, en dat de resultaten van dergelijke analyses kritisch moeten worden beoordeeld in het licht van contra-expertise. De Raad veroordeelde de staatssecretaris tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in verband met het hoger beroep waren gemaakt.