200705228/2.
Datum uitspraak: 26 september 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in de zaken nos. 06/688, 06/945 en 06/1618 van de rechtbank Zutphen van 13 juni 2007 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Bronckhorst.
Bij besluit van 29 november 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Bronckhorst geweigerd reguliere bouwvergunning te verlenen voor het herbouwen van een schuur en hooiberg tot woning op het perceel [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 22 mei 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Bronckhorst het door verzoekers daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 juni 2007, verzonden op 15 juni 2007, heeft de rechtbank Zutphen (hierna: de rechtbank), voor zover thans van belang, het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 22 mei 2006 vernietigd en bepaald dat het college een nieuw besluit op bezwaar neemt met inachtneming van deze uitspraak.
Tegen deze uitspraak hebben verzoekers bij brief van 25 juli 2007, bij de Raad van State ingekomen op 25 juli 2007, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 6 augustus 2007, bij de rechtbank ingekomen op diezelfde datum, hebben verzoekers, beroep ingesteld tegen het uitblijven van een nieuw besluit op bezwaar.
Bij brief van 6 augustus 2007, bij de rechtbank ingekomen op diezelfde datum, hebben verzoekers de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht ter zake van het uitblijven van een nieuw besluit op bezwaar een voorlopige voorziening te treffen.
Bij brief van 30 augustus 2007, ingekomen bij de Raad van State op
6 september 2007, heeft de rechtbank het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening ter verdere behandeling doorgezonden naar de Raad van State.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 september 2007, waar verzoekers, in persoon van [verzoeker A], bijgestaan door mr. M.H.M. Deppenbroek, advocaat te Doetinchem, en het college, vertegenwoordigd door M. Jollink, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) worden voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep met een besluit gelijk gesteld het niet tijdig nemen van een besluit.
2.3. Vast staat en ter zitting is van de zijde van het college erkend dat naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank van 13 juni 2007 het college in gebreke is gebleven tijdig een nieuwe besluit op bezwaar te nemen danwel bekend te maken als bedoeld in artikel 3:41 van de Awb.
Verder staat op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting vast dat in ieder geval [verzoeker A] een spoedeisend belang heeft bij een nieuw besluit op bezwaar op korte termijn.
2.4. In verband met het vorenstaande ziet de Voorzitter aanleiding tot het treffen van de navolgende voorziening.
2.5. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. Hierbij wordt opgemerkt dat [verzoeker A] ten aanzien van de gestelde verletkosten geen stukken ter onderbouwing heeft overgelegd, zodat zal worden volstaan met het forfaitaire bedrag.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. treft de voorlopige voorziening dat het college binnen drie weken na dagtekening van deze uitspraak een nieuw besluit op het bezwaar van verzoekers tegen het besluit van 29 november 2005 neemt en aan verzoekers bekend maakt;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Bronckhorst tot vergoeding van de bij verzoekers in verband met de behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 707,97 (zegge: zevenhonderdzeven euro en zevenennegentig eurocent), waarvan een gedeelte groot € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Bronckhorst aan verzoekers onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III. gelast dat de gemeente Bronckhorst aan verzoekers het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 143,00 (zegge: honderddrieënveertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, ambtenaar van Staat.
w.g. Claessens w.g. Steinebach-de Wit
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 september 2007