In deze zaak hebben de besloten vennootschappen NedCoat Groningen B.V., NedCoat Surhuisterveen B.V., NedCoat Amsterdam B.V., NedCoat Alblasserdam B.V. en NedCoat Mook B.V. bezwaar gemaakt tegen besluiten van de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) van 23 oktober 2006. Deze besluiten betroffen de voorgenomen overbrenging van zuren van galvanisatiebaden naar Revatech S.A. in België. De staatssecretaris had bezwaar gemaakt tegen deze overbrenging, omdat hij van mening was dat de afvalstoffen onjuist waren ingedeeld op de kennisgevingsformulieren en dat het ging om een handeling van verwijdering in plaats van nuttige toepassing.
De verzoeksters hebben op 7 mei 2007 beroep ingesteld bij de Raad van State en verzocht om een voorlopige voorziening. De Voorzitter heeft de zaak op 30 augustus 2007 behandeld. Tijdens de zitting hebben de verzoeksters, vertegenwoordigd door hun advocaat en andere vertegenwoordigers, hun standpunt toegelicht. De verweerder, vertegenwoordigd door een ambtenaar van VROM, heeft de bestreden besluiten verdedigd.
De Voorzitter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Hij heeft vastgesteld dat de verzoeksters van plan zijn om de zuren over te brengen op basis van de Europese Verordening 259/93/EEG. De Voorzitter heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is om een voorlopige voorziening te treffen, omdat het beroep op 11 oktober 2007 door de Afdeling wordt behandeld en de verweerder heeft aangegeven dat hij geen bezwaar zal maken als de overbrenging als verwijdering wordt aangemerkt. De verzoeken om een voorlopige voorziening zijn afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.