ECLI:NL:RVS:2007:BB3403

Raad van State

Datum uitspraak
5 september 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200705786/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M. Oosting
  • D. van Leeuwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake last onder dwangsom opgelegd door de gemeente Veenendaal

In deze zaak heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 5 september 2007 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een onderneming gevestigd te [plaats], had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de gemeente Veenendaal, waarbij aan haar een last onder dwangsom was opgelegd. Dit besluit was genomen op 17 juli 2007 en was het gevolg van overtredingen van voorschriften die verbonden waren aan een revisievergunning die aan verzoekster was verleend op 24 mei 1994 krachtens de Wet milieubeheer.

Verzoekster verzocht de Voorzitter om een voorlopige voorziening, omdat zij meende dat het besluit niet terecht was. De zaak werd behandeld op 30 augustus 2007, waar verzoekster werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. S.W. Boot, en enkele andere vertegenwoordigers. De gemeente Veenendaal werd vertegenwoordigd door ambtenaren van de Milieudienst en de gemeente zelf.

Tijdens de zitting verklaarde de gemeente dat het besluit tot het opleggen van de last onder dwangsom niet zou worden uitgevoerd voordat er zes weken waren verstreken na de beslissing op het bezwaarschrift. De Voorzitter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was bij het verzoek om een voorlopige voorziening, aangezien de gemeente had aangegeven het besluit niet te effectueren. Daarom werd het verzoek om de voorlopige voorziening afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200705786/1.
Datum uitspraak: 5 september 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekster], gevestigd te [plaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Veenendaal,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 17 juli 2007 heeft verweerder aan verzoekster een last onder dwangsom opgelegd vanwege overtreding van verscheidene voorschriften die verbonden zijn aan de aan verzoekster krachtens de Wet milieubeheer verleende revisievergunning van 24 mei 1994.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt.
Bij brief van 14 augustus 2007, op dezelfde dag bij de Raad van State ingekomen, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 augustus 2007, waar verzoekster, vertegenwoordigd door mr. S.W. Boot, advocaat te Rotterdam, [gemachtigde] en R. Schut, en verweerder, vertegenwoordigd door ing. D.H. Bok, werkzaam bij de Milieudienst Zuidoost-Utrecht, R.J. Coers en ir. H.J.A.M. Schrauwen, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Verweerder heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat het besluit tot het opleggen van een last onder dwangsom niet zal worden geëffectueerd voordat zes weken zijn verstreken nadat op het bezwaarschrift is beslist. Gelet hierop is de Voorzitter van oordeel dat met het verzoek van verzoekster om het treffen van een voorlopige voorziening geen spoedeisend belang is gemoeid.
2.2.    Gelet op het vorenstaande wordt het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen.
2.3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M. Oosting, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, ambtenaar van Staat.
w.g. Oosting     w.g. Van Leeuwen
Voorzitter     ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 september 2007
373-493.