ECLI:NL:RVS:2007:BB2921

Raad van State

Datum uitspraak
30 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200703186/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H. Troostwijk
  • M.J.M. Mathot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake aanvraag vooraanduiding tankstation N44

In deze zaak heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 30 augustus 2007 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep. Het hoger beroep was ingesteld door de Minister van Verkeer en Waterstaat tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 22 maart 2007, waarin de rechtbank het beroep van de wederpartij gegrond had verklaard en de Minister had opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van de wederpartij inzake de afwijzing van een aanvraag voor een vooraanduiding voor een tankstation op de N44.

De Minister had op 9 november 2005 de aanvraag van de wederpartij afgewezen en dit besluit was later door de Minister in bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde echter dat de Minister opnieuw moest beslissen op het bezwaar van de wederpartij. In het hoger beroep verzocht de Minister de Voorzitter om een voorlopige voorziening, zodat hij niet verplicht zou zijn om een nieuw besluit te nemen voordat de Afdeling op het hoger beroep had beslist.

De Voorzitter heeft de zaak op 16 augustus 2007 ter zitting behandeld, waarbij zowel de Minister als de wederpartij vertegenwoordigd waren. De Voorzitter oordeelde dat er geen dringende belangen waren die nopen tot het onmiddellijk opvolgen van de uitspraak van de rechtbank, aangezien de wederpartij al een tijdelijke aanduiding had voor het tankstation. Daarom werd besloten dat de Minister geen nieuwe beslissing op bezwaar hoeft te nemen totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200703186/2.
Datum uitspraak: 30 augustus 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
de Minister van Verkeer en Waterstaat,
verzoeker,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 06/3804 van de rechtbank 's-Gravenhage van 22 maart 2007 in het geding tussen:
[wederpartij],
en
verzoeker.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 9 november 2005 heeft verzoeker de aanvraag van de [wederpartij] voor een vooraanduiding tankstation op de N44 afgewezen.
Bij besluit van 17 maart 2006 heeft verzoeker het daartegen door [wederpartij] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 maart 2007, verzonden op 26 maart 2007, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het daartegen door [wederpartij] ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en de Minister opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van [wederpartij] met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft verzoeker bij brief van 4 mei 2007, bij de Raad van State ingekomen op 7 mei 2007, hoger beroep ingesteld. Bij brief van 13 juli 2007, bij de Raad van State ingekomen op 16 juli 2007, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 augustus 2007, waar verzoeker, vertegenwoordigd door mr. D.L.N. Sugiharto-Ong en ing. P. van den Heuvel, werkzaam bij Rijkswaterstaat en [wederpartij], vertegenwoordigd door mr. S. Luyt, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Het verzoek heeft geen verdere strekking dan dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat verzoeker in afwachting van de uitspraak op het door hem ingestelde hoger beroep geen gevolg hoeft te geven aan de in hoger beroep bestreden uitspraak. Mede in aanmerking genomen dat ter zitting door [wederpartij] is gesteld dat weggebruikers momenteel middels een tijdelijke aanduiding op de aanwezigheid van haar tankstation opmerkzaam worden gemaakt, is naar het oordeel van de Voorzitter niet gebleken van belangen die nopen tot het spoedig gevolg geven aan de aangevallen uitspraak.
2.3.    Gelet hierop ziet de Voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de Minister van Verkeer en Waterstaat geen nieuwe beslissing op bezwaar hoeft te nemen voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Mathot, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk    w.g. Mathot
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2007
413.