ECLI:NL:RVS:2007:BB2495

Raad van State

Datum uitspraak
24 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200704783/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.M. Boll
  • F.B. van der Maesen de Sombreff
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke handhaving milieuwetgeving

In deze zaak heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 24 augustus 2007 uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoeker, wonend te [woonplaats], had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zwartewaterland, dat op 16 april 2006 (lees: 2007) een verzoek om bestuurlijke handhavingsmaatregelen met betrekking tot de veehouderij van [belanghebbende] op het perceel [locatie] te [plaats] had afgewezen. De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 augustus 2007, waar verzoeker in persoon en verweerder, vertegenwoordigd door A.J. Jager, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Tevens is [belanghebbende] als partij gehoord.

De Voorzitter overweegt dat de bezwaren van verzoeker met betrekking tot de bouwregelgeving niet aan de orde komen, omdat het in deze procedure uitsluitend gaat om de naleving van milieuwetgeving. De Voorzitter concludeert dat op basis van de aangevoerde argumenten niet aannemelijk is geworden dat enige concrete wettelijke bepaling is overtreden. Verweerder is niet gehouden te bewijzen dat alle van toepassing zijnde regelgeving wordt nageleefd bij de behandeling van een handhavingsverzoek. De bevoegdheid van verweerder om handhavingsmaatregelen te treffen kan niet worden ontleend aan de omstandigheid dat de inrichting van verzoeker aan strengere milieueisen zou moeten voldoen dan die van [partij]. Ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel wordt verworpen, aangezien beide inrichtingen onder verschillende rechtsregimes vallen.

Gelet op deze overwegingen wijst de Voorzitter het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 24 augustus 2007.

Uitspraak

200704783/1.
Datum uitspraak: 24 augustus 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Zwartewaterland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 16 april 2006 (lees: 2007) heeft verweerder een verzoek van verzoeker om toepassing van bestuurlijke handhavingsmaatregelen met betrekking tot de veehouderij van [belanghebbende] op het perceel [locatie] te [plaats], afgewezen.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bezwaar gemaakt.
Bij brief van 26 juni 2007 heeft verzoeker de voorzieningenrechter van de rechtbank Zwolle verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Dit verzoek, voor zover het betrekking heeft op handhaving van milieuwetgeving, is op 9 juli 2007 ter verdere behandeling naar de Voorzitter doorgezonden.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 augustus 2007, waar verzoeker in persoon en verweerder, vertegenwoordigd door A.J. Jager, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is [belanghebbende] als partij gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Voor zover de bezwaren van verzoeker betrekking hebben op de bouwregelgeving kunnen deze niet aan de orde komen omdat het in deze procedure uitsluitend gaat om naleving van milieuwetgeving.
Voor wat betreft de naleving van die wetgeving is op grond van  hetgeen verzoeker heeft aangevoerd niet aannemelijk geworden dat enige concrete wettelijke bepaling is overtreden. Daarbij merkt de Voorzitter op dat - anders dan verzoeker stelt - verweerder niet is gehouden bij de behandeling van een handhavingsverzoek te bewijzen dat alle van toepassing zijnde regelgeving wordt nageleefd.
Uit het vorenstaande volgt dat verweerder niet de bevoegdheid had om handhavingsmaatregelen te treffen. Die bevoegdheid kan - anders dan verzoeker kennelijk veronderstelt - ook niet worden ontleend aan de  omstandigheid dat zijn inrichting aan strengere milieueisen zou moeten  voldoen dan de inrichting van [partij]. Ook van schending van het gelijkheidsbeginsel, zoals verzoeker stelt, kan niet worden gesproken reeds in aanmerking genomen dat beide inrichtingen onder verschillende rechtsregimes vallen.
2.2.    Het verzoek om handhaving is terecht afgewezen. Gelet hierop wijst de Voorzitter het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af.
2.3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll    w.g. Van der Maesen de Sombreff
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2007
190-493.