ECLI:NL:RVS:2007:BB2166

Raad van State

Datum uitspraak
22 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200608817/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.H. van Kreveld
  • L.A.M. van Hamond
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlening revisievergunning op basis van de Wet milieubeheer

In deze zaak gaat het om een beroep dat is ingesteld door een appellant tegen een besluit van de college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, waarbij op 19 oktober 2006 een revisievergunning is verleend aan vergunninghoudster voor een inrichting op een specifiek adres. Dit besluit werd op 30 oktober 2006 ter inzage gelegd. De appellant heeft op 6 december 2006 beroep ingesteld bij de Raad van State, welke op 11 december 2006 is ontvangen. In de tussentijd heeft verweerder op 13 februari 2007 een verweerschrift ingediend. Na het vooronderzoek zijn er nadere stukken ontvangen van verweerder, die aan de andere partijen zijn toegezonden. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige kamer, en met toestemming van partijen is een onderzoek ter zitting achterwege gebleven.

De Raad van State overweegt dat op 1 juli 2005 de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking zijn getreden. De wetswijzigingen zijn echter niet van toepassing op deze zaak, gezien het overgangsrecht. Verweerder heeft gesteld dat het beroep van de appellant niet-ontvankelijk is, omdat appellant geen bedenkingen heeft ingebracht tegen het ontwerp van het besluit. De Raad van State concludeert dat de appellant niet kan worden aangemerkt als belanghebbende, omdat hij niet heeft voldaan aan de voorwaarden die in artikel 20.6, tweede lid, van de Wet milieubeheer zijn gesteld. Hierdoor is het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

De beslissing van de Raad van State is dat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 22 augustus 2007.

Uitspraak

200608817/1.
Datum uitspraak: 22 augustus 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 19 oktober 2006 heeft verweerder aan [vergunninghoudster] een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een inrichting op het adres [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 30 oktober 2006 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 6 december 2006, bij de Raad van State ingekomen op 11 december 2006, beroep ingesteld.
Bij brief van 13 februari 2007 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van verweerder. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Met toestemming van partijen is een onderzoek ter zitting achterwege gebleven.
2.    Overwegingen
2.1.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat de bij deze wetten doorgevoerde wetswijzigingen niet van toepassing zijn op het geding.
2.2.    Verweerder heeft gesteld dat het beroep niet-ontvankelijk is.
Ingevolge artikel 20.6, tweede lid, van de Wet milieubeheer, zoals dat vóór 1 juli 2005 luidde, kan tegen een besluit als het onderhavige beroep worden ingesteld door:
a.    degenen die bedenkingen hebben ingebracht tegen het ontwerp van het besluit;
b.    de adviseurs die gebruik hebben gemaakt van de gelegenheid advies uit te brengen over het ontwerp van het besluit;
c.    degenen die bedenkingen hebben tegen wijzigingen die bij het nemen van het besluit ten opzichte van het ontwerp daarvan zijn aangebracht;
d.    belanghebbenden aan wie redelijkerwijs niet kan worden verweten geen bedenkingen te hebben ingebracht tegen het ontwerp van het besluit.
Appellant heeft geen bedenkingen ingebracht tegen het ontwerp van het besluit. Verder is het bepaalde onder b en c hier niet van toepassing. Niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan appellant redelijkerwijs niet kan worden verweten geen bedenkingen te hebben ingebracht tegen het ontwerp van het besluit. Uit het vorenstaande volgt dat het beroep niet-ontvankelijk is.
2.3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.A.M. van Hamond, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Kreveld    w.g. Van Hamond
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 augustus 2007
446.