ECLI:NL:RVS:2007:BB1431
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- B. van Wagtendonk
- M.G.J. Parkins-de Vin
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van opvangverplichtingen van het COA in acute medische noodsituaties
In deze zaak heeft de Raad van State op 17 juli 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verplichtingen van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) met betrekking tot de opvang van vreemdelingen in acute medische noodsituaties. De zaak betreft een vreemdeling die een aanvraag had ingediend voor voortzetting van verstrekkingen op basis van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005). Het COA had deze aanvraag afgewezen, waarop de vreemdeling in beroep ging bij de voorzieningenrechter van de rechtbank 's Gravenhage. De voorzieningenrechter verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het besluit van het COA, wat leidde tot het hoger beroep van het COA bij de Raad van State.
De Raad van State overwoog dat het COA, op basis van artikel 3 van de Wet COA, verplicht is om opvang te bieden in zeer bijzondere omstandigheden, ook al valt de vreemdeling niet onder de door de minister aangewezen categorieën. De Raad bevestigde dat het COA moet beoordelen of er sprake is van een acute medische noodsituatie die opvang vereist. Dit houdt in dat het COA moet vaststellen of de vreemdeling lijdt aan een stoornis die, zonder onmiddellijke behandeling, kan leiden tot ernstige schade of overlijden.
De Raad concludeerde dat het COA in dit geval niet had aangetoond dat het de situatie van de vreemdeling adequaat had beoordeeld, met name met betrekking tot de mantelzorg die de vreemdeling ontving. De Raad bevestigde de uitspraak van de voorzieningenrechter en veroordeelde het COA tot vergoeding van proceskosten aan de vreemdeling. De uitspraak benadrukt de zorgplicht van het COA in situaties waarin vreemdelingen in acute nood verkeren, en de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van hun medische en sociale omstandigheden.