ECLI:NL:RVS:2007:BB0821

Raad van State

Datum uitspraak
1 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200608680/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen uitspraak rechtbank Maastricht inzake verzet

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door appellanten tegen een uitspraak van de rechtbank Maastricht van 20 oktober 2006. De rechtbank had het verzet van appellanten tegen een eerdere uitspraak van 7 juli 2006 ongegrond verklaard. De uitspraak van de rechtbank van 20 oktober 2006 is aangehecht aan de procedure. Appellanten hebben op 30 november 2006 hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waar zij op 26 juni 2007 ter zitting zijn verschenen, vertegenwoordigd door hun advocaten mr. drs. H.M.G. Duijsters en mr. F.G.F.M. Tripels.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat, volgens artikel 37, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wet op de Raad van State, er geen beroep kan worden ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank zoals bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Er kan echter een uitzondering worden gemaakt in gevallen van evidente schending van beginselen van een goede procesorde of fundamentele rechtsbeginselen die een eerlijk proces waarborgen.

In deze zaak heeft de Afdeling geoordeeld dat er geen sprake was van een ernstige schending van de eisen van een goede procesorde. De rechtbank had appellanten in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord, maar de gemachtigden van appellanten hadden laten weten dat zij op de zitting van 5 oktober 2006 verhinderd waren. De Afdeling heeft geconcludeerd dat er geen aanknopingspunt was voor het oordeel dat er sprake was van een onterecht proces, en heeft zich onbevoegd verklaard om van het hoger beroep kennis te nemen. De uitspraak is openbaar gedaan op 1 augustus 2007.

Uitspraak

200608680/1.
Datum uitspraak: 1 augustus 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nos. AWB 06/189, 06/191 en 06/192 van de rechtbank Maastricht van 20 oktober 2006 in het geding tussen:
appellanten
en
het college van burgemeester en wethouders van Maastricht.
1.    Procesverloop
Bij uitspraak van 20 oktober 2006, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Maastricht (hierna: de rechtbank) het door appellanten gedane verzet tegen de uitspraak van de rechtbank van 7 juli 2006 ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellant bij brief van 30 november 2006, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 juni 2007, waar appellanten, vertegenwoordigd door mr. drs. H.M.G. Duijsters en mr. F.G.F.M Tripels, advocaten te Maastricht, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge artikel 37, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wet op de Raad van State kan geen beroep worden ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling, bijvoorbeeld de uitspraak van 5 april 2006, inzake no.
200506809/1, kan hierop een uitzondering worden gemaakt, indien sprake is van evidente schending van beginselen van een goede procesorde dan wel fundamentele rechtsbeginselen die een eerlijk proces waarborgen.
2.2.    In de omstandigheid dat de rechtbank geen aanleiding heeft gezien de zitting te verdagen nadat appellanten door de rechtbank in de gelegenheid zijn gesteld te worden gehoord omtrent het gedane verzet op een zitting op 5 oktober 2006, terwijl de gemachtigden van appellanten na uitnodiging daartoe de rechtbank hebben laten weten op die datum te zijn verhinderd wegens eerder gemaakte afspraken, is geen aanknopingspunt te vinden voor het oordeel dat sprake is van ernstige schending van eisen van goede procesorde, dan wel van fundamentele rechtsbeginselen zodanig dat van een eerlijk proces geen sprake is geweest.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart zich onbevoegd van het hoger beroep kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, Voorzitter, en mr. F.P. Zwart en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. J. Willems, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak     w.g. Willems
Voorzitter     ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2007
412