ECLI:NL:RVS:2007:BB0798

Raad van State

Datum uitspraak
1 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200607838/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.R. Schaafsma
  • C.W. Mouton
  • G.N. Roes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking milieuvergunning LPG-tankstation en de ontvankelijkheid van appellanten

In deze zaak gaat het om de intrekking van de milieuvergunning voor een LPG-tankstation, verleend aan Gulf Demarol B.V. De intrekking vond plaats op 20 september 2006, met als reden dat de inrichting niet voldeed aan de vereiste afstand tot kwetsbare objecten, zoals vastgelegd in de Wet milieubeheer en het Besluit externe veiligheid inrichtingen. De vergunning was oorspronkelijk verleend op 8 november 1993 en 13 januari 1998. Appellanten, Drievorm Autogas B.V. en Gulf Demarol B.V., hebben tegen deze intrekking beroep ingesteld bij de Raad van State. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft de zaak op 11 juni 2007 behandeld.

De Afdeling oordeelt dat Drievorm Autogas B.V. niet als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat haar belang slechts afgeleid is van de contractuele relatie met Gulf Demarol B.V. Hierdoor is het beroep van Drievorm Autogas B.V. niet-ontvankelijk. Voor Gulf Demarol B.V. oordeelt de Afdeling dat de intrekking van de vergunning onterecht was, omdat het recreatiecentrum Bloemketerp, dat als kwetsbaar object werd aangemerkt, zich op een afstand van meer dan 80 meter van de inrichting bevindt. Dit betekent dat de inrichting niet ontoelaatbaar nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaakt en dat de vergunning niet had mogen worden ingetrokken. De Afdeling vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Franekeradeel en gelast de gemeente om het griffierecht aan Gulf Demarol B.V. te vergoeden.

Uitspraak

200607838/1.
Datum uitspraak: 1 augustus 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Drievorm Autogas B.V." en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Gulf Demarol B.V.", gevestigd te Harderwijk respectievelijk Franeker, gemeente Franekeradeel,
appellanten,
en
het college van burgemeester en wethouders van Franekeradeel,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 20 september 2006 heeft verweerder de aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Gulf Demarol B.V." op 8 november 1993 en 13 januari 1998 verleende milieuvergunning voor het in werking hebben van een LPG-tankstation op het perceel Leeuwarderweg 10 te Franeker (hierna: de inrichting), wat de opslag en verkoop van LPG betreft, met toepassing van artikel 8.25, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet milieubeheer ingetrokken. Dit besluit is op 21 september 2006 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 25 oktober 2006, bij de Raad van State ingekomen op 27 oktober 2006, beroep ingesteld.
Bij brief van 30 november 2006 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 juni 2007, waar appellanten, vertegenwoordigd door J. van de Scheur, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. P.D. van der Ploeg, ambtenaar van de gemeente, en ing. K. Bokma, medewerker van de Milieuadviesdienst te Leeuwarden, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge artikel 20.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer, voor zover van belang, kan tegen een besluit op grond van deze wet een belanghebbende beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Appellante "Drievorm Autogas B.V." is de leverancier van autogas voor de inrichting. De Afdeling concludeert dat, hoewel het belang van "Drievorm Autogas B.V." door het bestreden besluit kan worden geraakt, het besluit slechts gevolgen met zich brengt via de contractuele verhouding tussen "Drievorm Autogas B.V." en de inrichtinghoudster. Aldus heeft "Drievorm Autogas B.V." een afgeleid belang en is haar belang niet rechtstreeks bij dit besluit betrokken. Naar het oordeel van de Afdeling kan "Drievorm Autogas B.V." ten aanzien van het bestreden besluit dan ook niet worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep is niet-ontvankelijk voor zover dat is ingesteld door "Drievorm Autogas B.V.".
2.2.    Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onderdeel m, onder d, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: het Bevi), voor zover hier van belang, wordt onder kwetsbaar object verstaan: kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onderdeel a, onder f, van het Bevi, voor zover hier van belang, wordt onder beperkt kwetsbaar object verstaan: sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden voor zover zij niet onder onderdeel m, onder d, vallen.
Ingevolge artikel 17, tweede lid, van het Bevi draagt het bevoegd gezag er zorg voor dat, indien op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit (27 oktober 2004) de afstand van een inrichting als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, onderdelen a tot en met d, tot een kwetsbaar object kleiner is dan de bij regeling van Onze Minister vastgestelde afstand tot kwetsbare objecten, binnen drie jaar na dat tijdstip wordt voldaan aan de bij die regeling vastgestelde afstand.
Ingevolge artikel 5, tweede lid, aanhef en onder b, van de Regeling externe veiligheid inrichtingen (hierna: de Revi) gelden in afwijking van het eerste lid de afstanden, bedoeld in de artikelen 2 en 9, tot de grens van het gebied dat bestemd is voor het verblijf van personen, indien het desbetreffende object een sportterrein of een kampeer- of ander recreatieterrein bestemd voor het verblijf van personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen is.
Uit tabel 2, van bijlage 1, bij de Revi volgt dat de minimaal aan te houden afstand tussen het vulpunt van de inrichting en de grens van het recreatieterrein dat is bestemd voor het verblijf van personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen 25 meter dient te bedragen.
Ingevolge artikel 8.25, eerst lid, aanhef en onder a, van de Wet milieubeheer, voor zover hier van belang, kan het bevoegd gezag een vergunning voor een inrichting geheel of gedeeltelijk intrekken indien de inrichting ontoelaatbaar nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaakt en toepassing van artikel 8.23 redelijkerwijs daarvoor geen oplossing biedt.
2.3.    Aan het bestreden besluit ligt de overweging van verweerder ten grondslag dat niet wordt voldaan aan de ingevolge de Revi aan te houden afstand tussen de inrichting en het recreatiecentrum Bloemketerp, dat volgens verweerder in zijn geheel een kwetsbaar object is in de zin van artikel 1, eerste lid, aanhef en onderdeel m, onder d, van het Bevi. Gelet hierop bestaat er volgens verweerder voor de inrichting per 27 oktober 2007 een saneringsplicht als bedoeld in artikel 17 van het Bevi.
2.4.    Appellante "Gulf Demarol B.V." betoogt dat verweerder ten onrechte haar vergunning voor de opslag en verkoop van LPG heeft ingetrokken nu een deel van het terrein van het recreatiecentrum Bloemketerp dat is gelegen direct achter de inrichting (hierna: het terrein), geen kwetsbaar object is.
2.5.    Volgens het bestemmingsplan geldt voor het recreatiecentrum Bloemketerp de algemene bestemming recreatieve doeleinden. Er mogen echter geen kampeermiddelen (dienende tot nachtverblijf) worden geplaatst op enig deel van het terrein dat minder dan 80 meter van de inrichting is verwijderd. Voorts is ter zitting gebleken dat het terrein ook feitelijk bestemd is voor recreatieve doeleinden die niet onder de definitie van kwetsbaar object als bedoeld in het Bevi vallen. Nu het feitelijk gebruik doorslaggevend is, dient het terrein aangemerkt te worden als een beperkt kwetsbaar object. Voor zover het recreatiecentrum Bloemketerp een kwetsbaar object is, ligt het op meer dan 80 meter van de inrichting, zodat wordt voldaan aan de ingevolge de Revi aan te houden afstand tussen de inrichting en de grens van het recreatieterrein dat is bestemd voor het verblijf van personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen. Derhalve bestaat geen saneringsplicht als bedoeld in artikel 17 van het Bevi. Gelet hierop heeft verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de inrichting ontoelaatbaar nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaakt en dat tot gedeeltelijke intrekking van de vergunning kon worden overgegaan. Het bestreden besluit is in strijd met artikel 8.25, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet milieubeheer.
2.6.    Het beroep is, voor zover ontvankelijk, gegrond. Het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking.
2.7.    Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het beroep voor zover ingediend door appellante "Drievorm Autogas B.V." niet-ontvankelijk;
II.    verklaart het beroep voor zover ingediend door appellante "Gulf Demarol B.V." gegrond;
III.    vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Franekeradeel van 20 september 2006;
IV.    gelast dat de gemeente Franekeradeel aan appellante "Gulf Demarol B.V." het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 281,00 (zegge: tweehonderdeenentachtig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.R. Schaafsma, Voorzitter, en mr. C.W. Mouton en mr. G.N. Roes, Leden, in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, ambtenaar van Staat.
w.g. Schaafsma    w.g. Van Leeuwen
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2007
312-492.