200607238/1.
Datum uitspraak: 1 augustus 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. Milieuvereniging Oosterhout en andere, gevestigd te Oosterhout,
2. [appellant sub 2], wonend te [woonplaats],
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
Bij besluit van 13 december 2005 heeft de gemeenteraad van Oosterhout, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 18 november 2005, het bestemmingsplan "Vrachelen 3e fase, gedeelte randzone" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 1 augustus 2006, no. 1156367, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit hebben appellanten sub 1 bij faxbericht van 4 oktober 2006, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, en appellant sub 2 bij faxbericht van 3 oktober 2006, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, beroep ingesteld.
Bij brief van 11 maart 2007 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Voor afloop van het vooronderzoek zijn nog stukken ontvangen van het gemeentebestuur. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nog stukken ontvangen van appellant sub 2. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 mei 2007, waar appellanten sub 1, vertegenwoordigd door S. Schokker en J. Sips, appellant sub 2, in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. A.J.A.M. van der Laar, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is als partij gehoord de gemeenteraad, vertegenwoordigd door mr. M.W.J.G.M. Mutsaers-Swinkels, ing. A.M.C.P. Branten-Severs en J.A. van de Vrie, ambtenaren van de gemeente.
2.1. Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft.
2.2. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan dat mede is opgesteld om te voldoen aan artikel 30, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
Het standpunt van appellanten
Milieuvereniging Oosterhout en anderen
2.3. De Milieuvereniging Oosterhout en anderen stellen in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan.
Het plan leidt tot aantasting van de ecologische hoofdstructuur (hierna: EHS) en de groene hoofdstructuur (hierna: GHS), hetgeen in strijd is met het streekplan Brabant in Balans 2002 (hierna: Streekplan 2002) en hetgeen aanleiding was tot onthouding van goedkeuring aan het oorspronkelijke plan. In strijd met het Streekplan 2002 wordt tevens niet voorzien in compensatie voor de aantasting van de EHS. De grens van de GHS is al twee keer door de provincie op perceelsniveau vastgesteld, namelijk op de natuurgebiedsplankaarten en op de GHS-detailplankaarten. Volgens deze kaarten ligt de in het plan voorziene bufferzone binnen de GHS. De natuurgebiedsplankaarten hebben planologische betekenis.
Ten onrechte is in het plan geen doorgaande bufferzone opgenomen. De bufferzones worden gescheiden door woningbouw, hetgeen in strijd is met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 22 februari 2001, die uitgaat van een doorgaande beschermingszone tussen de erfafscheidingen en de bosrand. In het bestreden besluit is niet ingegaan op deze bedenking.
De gronden die de bestemming "Recreatief groen" hebben gekregen, kunnen niet ingericht worden zoals in het rapport "Natuur in randzone van Vrachelen 3" is beoogd.
Het plaatsen van een hek in de ecologische verbindingszone (hierna: EVZ) is niet de juiste methode om de natte functie van het gebied te beschermen. Een beter alternatief is om op de gronden bestemd als "Bosgebied" geen recreatie toe te staan.
Het plan biedt te weinig garanties dat de natuurfunctie van het gebied in stand blijft. Mede met het oog op een eventuele overdracht aan een terreinbeherende instantie zou aan de bufferzone en de nieuwe EVZ een bestemming ten behoeve van natuurdoeleinden moeten worden toegekend.
2.4. [appellant sub 2] stelt in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan, voor zover dat ziet op de gronden in het zuidelijk deel van de Vlinderbuurt. Met de bestemming "Tuin en/of onbebouwd erf" met de nadere aanduiding "bufferzone" is het behoud van de aanwezige natuur- en landschapswaarden ondanks een aanlegvergunningstelsel onvoldoende gewaarborgd, temeer daar werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen niet vergunningplichtig zijn. In de praktijk zullen de tuinen worden ingericht op een wijze die vergelijkbaar is met tuinen in de omgeving waarvoor geen aanlegvergunningstelsel geldt.
De bestemming "Tuin" met de nadere aanduiding "bufferzone" op het perceel tussen de Veekestraat 10 en 14 kan een opmaat vormen voor het realiseren van een aantal woningen op de gronden naast het perceel Veekestraat 14, hetgeen ongewenst is. Appellant vreest dat het perceel op vergelijkbare wijze wordt ingericht als de ten westen van het perceel gelegen percelen, waarbij woningen direct aan de bufferzone worden gerealiseerd. In dit verband is niet ingegaan op het bezwaar dat in het plan onvoldoende duidelijkheid wordt gegeven over de planologische visie die het gemeentebestuur met betrekking tot de zone aan de Veekestraat heeft.
2.5. Verweerder heeft geen reden gezien het plan in strijd met een goede ruimtelijke ordening te achten en heeft dit plan goedgekeurd.
2.5.1. Ten aanzien van het standpunt van Milieuvereniging Oosterhout en anderen stelt verweerder dat het plan in overeenstemming is met het besluit van verweerder van 5 maart 2002 en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 26 februari 2003, zaak no.
200202341/1ten aanzien van het bestemmingsplan "Vrachelen, 3e fase". In het besluit van 5 maart 2002 is goedkeuring onthouden aan een strook van ongeveer 75 meter in verband met de eventueel verstorende invloed die het woongebied op het bosgebied kan hebben. Daarbij heeft verweerder overwogen dat een strook van ongeveer 25 meter breed aan de zijde van de woningen als tuin kan worden bestemd. Aan dit besluit is thans gevolg gegeven.
De begrenzing van de GHS op perceelsniveau dient door het gemeentebestuur te geschieden. De door appellanten genoemde EHS betreft de door de provincie vastgestelde natuurgebiedsplannen. Deze hebben geen planologische betekenis.
Niet valt in te zien waarom een gebied met de bestemming "Recreatief groen" niet als buffer tussen woningen en bosgebied dienst kan doen. De bufferzone heeft niet uitsluitend de functie natuur, maar is juist een bufferzone tussen natuur en wonen.
De ecologische verbindingszone zal volgens het bestemmingsplan geen recreatieve functie krijgen. Het plaatsen van een hekwerk wordt nadrukkelijk toegestaan en blijkens de "Inrichtings- en beheersvisie randzone Vrachelen 3e fase" zal dit hek geplaatst worden om betreding van de oevers van de plas te voorkomen. Voorts is ook een gedeelte van de oeverzone in het plan opgenomen.
2.5.2. Ten aanzien van het standpunt van [appellant sub 2] stelt verweerder dat in zijn besluit van 5 maart 2002 en de bovengenoemde uitspraak van de Afdeling van 26 februari 2003 is bepaald dat een strook van ongeveer 75 meter, met daarbinnen een strook van 25 meter die als tuin bestemd kan worden, aanvaardbaar is. Het onderhavige plan is hiermee in overeenstemming. De begrenzing van de GHS dient door de gemeente op perceelsniveau te worden vastgesteld.
De vrees voor toekomstige ongewenste ontwikkelingen op het perceel tussen Veekestraat 10 en Veekestraat 14 richt zich niet tegen het plan, aangezien deze ontwikkelingen niet in het plan zijn opgenomen.
Vaststelling van de feiten
2.6. Bij haar oordeelsvorming gaat de Afdeling uit van de volgende als vaststaand aangenomen gegevens.
2.6.1. Het onderhavige plan omvat een bufferzone tussen het bosgebied Vrachelse Heide, dat ten zuiden van de Pannenhuisstraat ligt, en een woongebied ten noorden van deze weg, alsmede een ecologische verbindingszone en het zogeheten Defensiebosje en omgeving. Voorts zijn een strook recreatief groen en een bosgebied opgenomen.
2.6.2. In de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 26 februari 2003, zaak no.
200202341/1zijn de beroepen gericht tegen de onthouding van goedkeuring aan een deel van het bestemmingsplan "Vrachelen fase 3" ongegrond verklaard. De Afdeling heeft daartoe als volgt overwogen.
2.13.1. Verweerder heeft overwogen dat naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling in opdracht van de gemeente onderzoek is verricht dat heeft geresulteerd in het rapport "Natuur in de randzone van Vrachelen 3". In dit rapport wordt geconcludeerd dat een randzone van ten minste 50 meter noodzakelijk is om verstoring van de natuur in de bosgebieden te voorkomen, tuinen bij woningen niet inbegrepen. Een gemiddelde breedte van 75 meter is acceptabel. Verweerder onderschrijft deze conclusie en heeft goedkeuring onthouden aan een strook van circa 75 meter breed langs de Vrachelse Heide en het daarbij aansluitende Defensiebosje. Niet overal is voor precies 75 meter gekozen. Soms is de strook wat breder, soms wat smaller, doch volgens genoemd onderzoeksrapport compenseert dit elkaar. Op de strook waaraan goedkeuring is onthouden dient voor circa 50 meter een bestemming te komen ten behoeve van natuurdoeleinden, aldus verweerder. Voor de resterende 25 meter acht verweerder een woonbestemming aanvaardbaar, mits niet bestemd voor bebouwing met woningen (tuin).
Voorts heeft verweerder overwogen dat aan de zuidkant de recreatieve bestemmingen reeds een voldoende buffering naar de Vrachelse Heide vormen en dat de onthouding van goedkeuring aan een onbebouwd gedeelte ten noorden van kamphuis "Ahoy" gehandhaafd blijft. Verweerder heeft bij zijn besluit van 11 februari 1998 aan dit plandeel goedkeuring onthouden omdat hij van oordeel is dat het kamphuis na verlies van deze gronden, waaraan de bestemming "Woondoeleinden (W)" is toegekend, niet naar behoren zal kunnen functioneren.
2.13.2. (..) overweegt de Afdeling dat verweerder zijn hiervoor weergegeven standpunt betreffende het voorkomen van verstoring van het bosgebied heeft gebaseerd op het rapport "Natuur in de randzone van Vrachelen 3", dat in opdracht van de gemeente Oosterhout is opgesteld door een adviesbureau voor ecologie en milieu en waarin toepassing wordt gegeven aan de resultaten van het uit 1993 daterende rapport "Biologisch-ecologische effectenstudie ‘Vrachelen’ Oosterhout" van het Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek.
De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder zich niet op deze rapporten kon baseren.
2.13.3. Ten aanzien van het bezwaar van Stichting Brabantse Milieufederatie overweegt de Afdeling het volgende.
Het door appellante bedoelde gat betreft de gronden behorend bij kamphuis "De Singel", waaraan de bestemming "Recreatieve doeleinden, logeergebouwen (R(l))" is toegekend. Deze gronden hebben een breedte variërend tussen 55 en 85 meter. Blijkens het deskundigenverslag staan er, behalve het kamphuis, enkele bijgebouwtjes en enkele stacaravans. Voor het overige zijn de gronden onbebouwd en bebost. Naar het oordeel van de Afdeling is niet aannemelijk gemaakt dat de gronden niet als buffer tussen het toekomstige woongebied ten noorden ervan en de Vrachelse Heide ten zuiden van de Pannenhuisstraat kunnen fungeren. De Afdeling stelt voorts vast dat appellante in haar zienswijze en bedenkingen niet is opgekomen tegen de recreatieve bestemming van deze gronden.
2.6.3. In de "Handreiking Ecologische bouwstenen, Voor de GHS en AHS in het Streekplan Noord-Brabant 2002" staat in de paragrafen 1.1. en 2.2., voor zover hier van belang, het volgende aangegeven.
De rijksoverheid heeft de Ecologische hoofdstructuur (EHS) geïntroduceerd als ecologisch netwerk om de belangrijkste natuurwaarden in Nederland te beschermen en verder te ontwikkelen. De rijksoverheid beoogt dit ecologische netwerk te realiseren door middel van een sectoraal ontwikkelspoor en een ruimtelijk beschermingsspoor.
"Het sectorale ontwikkelspoor is gericht op aankoop, inrichting en beheer van de EHS op grond van diverse sectorale stimuleringsregelingen. Om te kunnen bepalen waar dit instrumentarium kan worden ingezet is de EHS door de provincie begrensd tot op het schaalniveau 1:25.000. Eerst middels begrenzingsplannen, later middels de Natuurdoelenkaart en de meer gedetailleerde natuurgebiedsplannen. Met de vaststelling van deze grenzen in natuurgebiedsplannen heeft de provincie nog geen beslissing genomen over de planologische bescherming van natuurgebieden."
Het ruimtelijk beschermingsspoor is gericht op instandhouding van de voor behoud, herstel en ontwikkeling wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS. De EHS-begrenzing in het ruimtelijk spoor is door het rijk vastgelegd op schaalniveau 1:500.000 in het Structuurschema Groene Ruimte (de huidige Nota Ruimte). De ruimtelijke begrenzing van de EHS in Noord-Brabant heeft plaatsgevonden door vaststelling van de GHS-natuur in het Streekplan 2002 en de daarbij behorende plankaarten 1 en 2 (schaal 1:100.000). De ruimtelijke begrenzing op perceelsniveau (minimaal schaal 1:25.000) wordt niet door de provincie uitgevoerd, maar moet plaatsvinden in de gemeentelijke bestemmingsplannen. Dit is uiteindelijk de enige voor burgers juridisch bindende ruimtelijke bescherming van de GHS-natuur en daarmee van de EHS.
2.6.3.1. In de "Handreiking Ecologische bouwstenen, Voor de GHS en AHS in het Streekplan Noord-Brabant 2002" staat op de pagina's 7 en 12 het volgende aangegeven. De begrenzing van de GHS-natuur is in het Streekplan 2002 vastgelegd op streekplankaart 1 (schaal 1:100.000). Ten behoeve van de opstelling van deze streekplankaart is gebruik gemaakt van gedetailleerde werkkaarten, waarbij de GHS begrensd is op perceelsniveau (schaal 1:25.000). Gemeenten kunnen deze detailkaarten gebruiken om een ruimtelijke afweging van belangen te maken en deze als hulpmiddel te gebruiken bij de begrenzing van de GHS in hun bestemmingsplannen. Bij de toetsing van ruimtelijke plannen aan het Streekplan 2002 gaat de provincie uit van de formele streekplankaarten (schaal 1:100.000). De GHS detailkaarten (schaal 1:25.000) dienen hierbij als feitelijke informatie.
2.6.4. In het geldende bestemmingsplan "Vrachelen 3e fase", dat rechtens onaantastbaar is, is de grens van de GHS ten zuiden van Oosterhout vastgelegd en wel langs de noordelijke zijde van de Pannenhuisstraat.
2.6.5. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de planvoorschriften zijn de gronden op de kaart aangewezen voor "Ecologische verbindingszone" bestemd voor een ecologische verbindingszone, bestaande uit schraal grasland, afgewisseld met bosjes met struweel alsmede voor de realisatie van een vleermuiskelder alsmede voor het behoud en het herstel van de aan deze gronden eigen zijnde landschappelijke waarden en natuurwaarden alsmede voor grondwaterbeschermingsgebied. (..)
2.6.6. Ingevolge artikel 6, eerste, tweede en derde lid, van de planvoorschriften zijn de gronden op de kaart aangewezen voor "Tuin en/of onbebouwd erf" bestemd voor tuinen en/of onbebouwde erven, alsmede voor grondwaterbeschermingsgebied. Indien op de kaart de aanduiding "bufferzone" is aangegeven zijn deze gronden tevens bestemd om als buffer te fungeren tussen het nieuwe woongebied en de bestaande natuur- en landschapswaarden, grenzend aan het plangebied. Ten behoeve van deze toegestane doeleinden zijn op deze gronden toegelaten: groenvoorzieningen en beplantingen, toegangspaden en bouwwerken geen gebouw zijnde ten dienste van genoemde doeleinden, waaronder begrepen een hekwerk.
2.6.6.1. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de planvoorschriften is het op de in artikel 6 van dit plan bedoelde gronden verboden om onder meer zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werkzaamheden uit te voeren:
a. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
b. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
c. het aanleggen van boven- of ondergrondse hoofdtransportleidingen voor gassen, vloeistoffen, energie of voor telecommunicatie;
d. het aanleggen van andere ondergrondse constructies, installaties, leidingen of apparatuur;
e. werken of werkzaamheden, welke wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of ten gevolge hebben;
f. het vellen en/of rooien van houtopstanden en/of bomen;
g. het bebossen van gronden welke op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond konden worden aangemerkt.
Ingevolge artikel 11, zesde lid, van de planvoorschriften, voor zover hier van belang, is het in het eerste lid genoemde verbod niet van toepassing op werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen of reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
2.6.7. Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de planvoorschriften zijn de gronden op de kaart aangewezen voor "Recreatief groen" bestemd voor groenvoorzieningen alsmede voor sport- en spelactiviteiten ten behoeve van het ten zuiden van het plangebied gelegen kamphuis alsmede voor het behoud en het herstel van de aan deze gronden eigen zijnde landschappelijke waarden en natuurwaarden en voor grondwaterbeschermingsgebied.
2.6.8. In het rapport "Natuur in de randzone van Vrachelen 3", van 13 december 2001 van het Bureau Waardenburg B.V. is op pagina 31 als algemene richtlijn aanbevolen dat de randzone dient als een bufferzone voor verstoringsdruk vanuit de woonwijk op de aangrenzende bosopstanden en als leefgebied voor aan bosrand en grazige vegetaties gebonden plant- en diersoorten.
2.6.9. In het rapport "Inrichtings- en beheersvisie randzone Vrachelen 3e fase, gemeente Oosterhout", van 29 april 2004 van BTL Planburo B.V. staat op pagina 18 dat een hekwerk dient te worden geplaatst om de ecologische functie van de droge ecologische verbindingszone voldoende te beschermen. Dit voorkomt dat bewoners en recreanten de oever van de Ter Aalsterplas betreden.
Het oordeel van de Afdeling
Milieuvereniging Oosterhout e.a.
2.7. In de uitspraak van de Afdeling van 26 februari 2003, zoals weergegeven in overweging 2.6.2, is reeds een oordeel gegeven over de aanvaardbaarheid van de breedte van de bufferzone en de onderbreking van de bufferzone. Verweerder heeft terecht gesteld dat in het onderhavige plan uitvoering is gegeven aan de eis dat een bufferzone dient te worden opgenomen van 75 meter breed langs de Vrachelse Heide en het daarbij aansluitende Defensiebosje. Deze strook kan soms wat breder en soms wat smaller zijn, aangezien dit elkaar compenseert. Het onderhavige plan is in zoverre in overeenstemming met het goedkeuringsbesluit van 5 maart 2002 dat door de uitspraak van de Afdeling van 26 februari 2003 rechtens onaantastbaar is geworden. Appellanten hebben niet aangetoond dat een zodanige wijziging van feiten of omstandigheden heeft plaatsgevonden sedert het moment waarop dit besluit omtrent goedkeuring is genomen en deze uitspraak van de Afdeling is gedaan, dat daarvan in het onderhavige besluit had moeten worden afgeweken.
2.8. Zoals is weergegeven in overweging 2.6.3 en 2.6.3.1. wordt de EHS beschermd via een sectoraal ontwikkelingsspoor en een ruimtelijk beschermingsspoor. De natuurgebiedsplannen maken onderdeel uit van het sectorale ontwikkelingsspoor en hebben geen planologische doorwerking. De GHS-detailkaarten kunnen worden gebruikt als hulpmiddel bij het vaststellen en begrenzen van de GHS in het bestemmingsplan. De begrenzing op perceelsniveau wordt vastgelegd door de gemeente. In het onherroepelijk geworden bestemmingsplan "Vrachelen 3e fase" is de begrenzing van de GHS vastgesteld ter hoogte van de Pannenhuisstraat. De in het onderhavige plan opgenomen bufferzone ligt derhalve buiten de GHS en mitsdien buiten de EHS. Aantasting van de EHS is dan ook niet aan de orde, zodat geen compensatie hoeft plaats te vinden.
2.9. In het rapport "Natuur in randzone van Vrachelen 3" wordt aanbevolen om een bufferzone vanuit de woonwijk aan te houden. In het rapport wordt niet aangegeven dat in deze zone geen enkele activiteit mag plaatsvinden. Gelet op de doeleindenomschrijving van de bestemming "Recreatief groen", zoals weergegeven in overweging 2.6.8, en de aanbeveling in dat rapport, heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het gebied met de bestemming "Recreatief groen" kan fungeren als bufferzone.
2.10. Wat betreft het hekwerk in de ecologische verbindingszone overweegt de Afdeling dat, zoals in overweging 2.6.9 is weergegeven, in het rapport "Inrichtings- en beheersvisie randzone Vrachelen 3e fase, gemeente Oosterhout" wordt aanbevolen om een hek te plaatsen. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder zich niet op dit rapport kon baseren.
2.11. Gelet op het vorenstaande, ziet de Afdeling in hetgeen appellanten hebben aangevoerd geen grond voor het oordeel dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de in het plan opgenomen bufferzone voldoende bescherming biedt voor de Vrachelse Heide en het Defensiebosje.
2.12. Zoals weergegeven in overweging 2.6.2 is de uitkomst van de procedure met betrekking tot het bestemmingsplan "Vrachelen, 3e fase" dat een strook met een breedte van 25 meter met de bestemming "Tuin en/of onbebouwd erf" aanvaardbaar is als onderdeel van een bufferzone ter bescherming van de Vrachelse Heide. De rechtmatigheid van het besluit van verweerder omtrent goedkeuring van dat plan, voor zover van belang, moet als een gegeven worden beschouwd. Niet is gebleken van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden die verweerder noopten terzake thans een andersluidend besluit te nemen. Gelet op hetgeen in de overwegingen 2.6.6 en 2.6.6.1 is weergegeven, heeft verweerder zich immers in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de desbetreffende plandelen voldoende bescherming bieden als bufferzone voor de Vrachelse Heide.
2.13. De overige bezwaren van appellant zien op eventuele toekomstige ontwikkelingen voor woningbouw direct grenzend aan de bufferzone op de gronden naast het perceel Veekestraat 14. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de Afdeling terecht op het standpunt gesteld dat deze mogelijke ontwikkelingen geen deel uitmaken van het onderhavige plan en derhalve in deze procedure niet aan de orde kunnen komen.
2.14. Gezien het vorenstaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
In hetgeen appellanten hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
De beroepen zijn ongegrond.
2.15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, Voorzitter, en mr. R.H. Lauwaars en dr. K.J.M. Mortelmans, Leden, in tegenwoordigheid van mr. F.W.M. Kooijman, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Ettekoven w.g. Kooijman
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2007