ECLI:NL:RVS:2007:BA9886
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- M.G.J. Parkins de Vin
- D. Roemers
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de begrijpelijkheid van beschikkingen in vreemdelingenzaken met betrekking tot taalgebruik
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de begrijpelijkheid van beschikkingen die zijn medegedeeld aan vreemdelingen in het kader van een vrijheidsontnemende maatregel. De Raad van State heeft op 9 juli 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam, die op 10 mei 2007 de beroepen van de vreemdelingen gegrond had verklaard en schadevergoeding had toegekend. De staatssecretaris van Justitie, als appellant, stelde dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat de inhoud van de beschikkingen niet onverwijld en in een voor de vreemdelingen begrijpelijke taal was medegedeeld. De betrokken ambtenaren, allen van de Koninklijke Marechaussee, hadden verklaard dat zij de inhoud van de beschikkingen telefonisch met behulp van een tolk in de Hindi taal aan de vreemdelingen hadden medegedeeld, en dat de vreemdelingen hadden verklaard de beschikking te begrijpen. De Raad van State oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de staatssecretaris in strijd had gehandeld met de Vreemdelingencirculaire 2000 en artikel 5, tweede lid, van het EVRM. De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde de beroepen van de vreemdelingen ongegrond, zonder dat er grond was voor schadevergoeding. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie in vreemdelingenzaken, vooral in situaties waarin taalbarrières een rol spelen.