ECLI:NL:RVS:2007:BA9881
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- P.A. Offers
- T.M.A. Claessens
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van een vreemdeling tegen de Minister van Justitie inzake aanvraag verblijfsvergunning
In deze zaak gaat het om een vreemdeling die in zijn brieven van 27 juni 2003 en 29 augustus 2003 niet alleen asielgerelateerde gronden heeft aangevoerd, zoals de Minister van Justitie stelt. De rechtbank heeft deze brieven terecht aangemerkt als een aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. De vreemdeling heeft in zijn verzoeken onder andere verwezen naar zijn langdurig verblijf in Nederland, zijn goede inburgering en beheersing van de Nederlandse taal. De Minister van Justitie heeft in zijn hoger beroep betoogd dat de rechtbank heeft miskend dat de brieven geen reguliere aanvraag bevatten. De Raad van State oordeelt echter dat de grieven van de Minister falen. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de brieven van de vreemdeling zowel een asielaanvraag als een reguliere aanvraag behelzen. De reactie van de Minister op deze aanvragen wordt gezien als een weigering om op de reguliere aanvraag te beslissen. De Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank en veroordeelt de Staatssecretaris van Justitie tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn ontstaan in verband met het hoger beroep. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 5 juli 2007.