200701042/1.
Datum uitspraak: 18 juli 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], beiden wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 06/3972 van de rechtbank Arnhem van 29 december 2006 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Renkum.
Bij besluit van 28 december 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Renkum (hierna: het college) geweigerd appellanten een vergunning te verlenen voor het kappen van drie beuken op het perceel aan de [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 22 juni 2006 heeft het college het door appellanten daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 december 2006, verzonden op 29 december 2006, heeft de rechtbank Arnhem (hierna: de rechtbank) het door appellanten daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 februari 2007, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 15 maart 2007 heeft het college van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 juni 2007, waar appellanten in persoon en het college, vertegenwoordigd door mr. M. Sturkenboom, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 2 van de Bomenverordening Renkum (hierna: de Verordening), voor zover thans van belang, is het verboden zonder een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders houtopstanden te vellen of te doen vellen, waarvan de stamdoorsnede op 1.30 meter boven maaiveld een dwarsdoorsnede van 15 cm of meer heeft.
Ingevolge artikel 5, derde lid, van de Verordening, voor zover thans van belang, kunnen burgemeester en wethouders de vergunning weigeren indien de houtopstand bij de bepaling van de waardering volgens de criteria, aangegeven in het boomwaarderingsmodel in bijlage 1 § 3.1, een score behaalt van 45 punten of meer.
Ingevolge het vierde lid, voor zover thans van belang, kunnen burgemeester en wethouders de vergunning onder voorschriften verlenen, indien de score van de waardering hoger is dan 45 punten en de veroorzaakte overlast onevenredig is ten opzichte van de waardering.
Ingevolge het vijfde lid, voor zover thans van belang, kunnen burgemeester en wethouders de vergunning onder voorschriften verlenen, indien de score van de waardering hoger is dan 45 punten en de schade veroorzaakt door de houtopstand onevenredig hoger is dan de boomwaarde van de houtopstand.
Volgens bijlage 1 § 3.1 levert een restlevensduur verwachting van meer dan 20 jaar 20 punten op en levert 50% zichtbaarheid van de boom vanaf openbaar terrein 30 punten op.
2.2. Het college heeft bij bovengenoemd besluit van 28 december 2005 geweigerd een kapvergunning te verlenen voor de voormelde drie bomen (hierna: beuk 1, beuk 2 en beuk 3), omdat de waarde van de bomen vanwege de restlevensduur verwachting van 20 jaren of meer en de 50% zichtbaarheid vanaf openbaar terrein is gewaardeerd op 50 punten en de kans dat de beuken omwaaien niet anders of meer is dan bij iedere willekeurige boom, zodat er bezwaar bestaat tegen het afgifte van een kapvergunning en er geen directe noodzaak bestaat tot afgifte.
2.3. Voor beuk 1 en beuk 2 zijn inmiddels kapvergunningen verleend. In hoger beroep is alleen nog de weigering van de kapvergunning voor beuk 3 in geschil.
2.4. Het betoog van appellanten dat de rechtbank heeft miskend dat het college beuk 3 onjuist heeft gewaardeerd, omdat de beuk bij harde wind of storm kan omwaaien en daarmee een gevaar vormt, slaagt niet. De Afdeling ziet geen aanleiding om over de mogelijke gevaarzetting door de boom anders te oordelen dan de rechtbank op goede gronden - uitgebreid gemotiveerd - heeft gedaan. Bovendien blijkt ook uit de in hoger beroep overgelegde Boomveiligheidscontrole 2007, die in opdracht van appellanten door Boomadviesbureau de Groot is uitgebracht, dat de beuk op het moment van het opstellen van dat rapport in maart 2007 geen verhoogd risico vormde voor de omgeving.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Voorzitter, en mr. J.H.B. van der Meer en mr. P.A. Offers, Leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Van Meurs-Heuvel
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2007