ECLI:NL:RVS:2007:BA9801

Raad van State

Datum uitspraak
12 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200704255/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • M.M. van der Smissen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake handhaving door het Commissariaat voor de Media tegen UPC Nederland B.V.

In deze zaak heeft het Commissariaat voor de Media, verzoeker, bij besluiten van 28 maart 2006 verzoeken van verschillende programmaraadsstichtingen om handhavend op te treden tegen UPC Nederland B.V. afgewezen. De betrokken stichtingen, waaronder de Stichting Algemene Programmaraad (APR) en de Stichting Programmaraad Rotterdam (SPR), hebben hiertegen bezwaar gemaakt. Op 9 mei 2007 heeft de rechtbank Amsterdam de beroepen van deze stichtingen gegrond verklaard en de besluiten van het Commissariaat vernietigd, met de opdracht om binnen zes weken opnieuw op de bezwaarschriften te beslissen.

Tegen deze uitspraak heeft het Commissariaat hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 5 juli 2007 behandeld. Het Commissariaat stelde dat het niet handhavend kan optreden wegens het ontbreken van een overtreding, terwijl de stichtingen stelden dat zij zwaarwegende belangen hebben bij nieuwe besluiten van het Commissariaat.

De Voorzitter overwoog dat het verzoek om een voorlopige voorziening geen verdere strekking heeft dan het verzoek om het Commissariaat in afwachting van de uitspraak op de hoger beroepen niet te verplichten om nieuwe besluiten te nemen. Gezien de korte termijn waarop de behandeling van de hoger beroepen zou plaatsvinden, besloot de Voorzitter dat het Commissariaat geen nieuwe besluiten hoeft te nemen voordat de Afdeling op de hoger beroepen heeft beslist. De beslissing werd op 12 juli 2007 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

200704255/2.
Datum uitspraak: 12 juli 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van onder meer:
het Commissariaat voor de Media,
verzoeker,
tegen de uitspraak in de zaken nos. AWB 06/4178,  AWB 06/5954, AWB 07/902 en AWB 07/903 van de rechtbank Amsterdam van 9 mei 2007 in de gedingen tussen:
1. de stichting "Stichting Algemene Programmaraad", gevestigd te Amsterdam,
2. de Programmaraad Zuid Holland Zuid, gevestigd te Dordrecht,
3. de stichting "Stichting Programmaraad Rotterdam", gevestigd te Rotterdam,
4. de Programmaraad Gelderland Oost, gevestigd te Warnsveld,
en
verzoeker.
1.    Procesverloop
Bij onderscheiden besluiten van 28 maart 2006 heeft verzoeker (hierna: het Commissariaat) verzoeken van onderscheidenlijk de stichting "Stichting Algemene Programmaraad" (hierna: APR), de stichting "Stichting Programmaraad Rotterdam" (hierna: SPR), de Programmaraad Gelderland Oost (hierna: PGO) en de Programmaraad Haarlem om handhavend tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "UPC Nederland B.V." (hierna UPC) op te treden afgewezen.
Bij onderscheiden besluiten van 4 juli 2006 heeft het Commissariaat de door onderscheidenlijk APR, SPR, PGO en de Programmaraad Zuid-Holland Zuid (hierna: PZHZ) daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 9 mei 2007, verzonden op 10 mei 2007, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) de daartegen door PZHZ, APR, SPR en PGO ingestelde beroepen gegrond verklaard en de besluiten van 4 juli 2006 vernietigd, het bezwaarschrift van PZHZ niet-ontvankelijk verklaard, bepaald dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het desbetreffende vernietigde besluit en bepaald dat het Commissariaat binnen zes weken opnieuw op de bezwaarschriften van APR, SPR en PGO beslist, met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft onder meer het Commissariaat bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 juni 2007, hoger beroep ingesteld. Tevens heeft het de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 5 juli 2007, waar het Commissariaat, vertegenwoordigd door mr. G.H.L. Weesing, advocaat te Amsterdam, UPC, vertegenwoordigd door [gemachtigde], werkzaam bij UPC, APR, vertegenwoordigd door mr. M. Bunders, advocaat te Amsterdam, SPR, vertegenwoordigd door mr. M.Ch. Kaaks, advocaat te Amsterdam, en PGO, vertegenwoordigd door [secretaris] van PGO, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het verzoek heeft geen verdere strekking dan dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat het Commissariaat in afwachting van de uitspraak op de ingestelde hoger beroepen geen gevolg hoeft te geven aan de aangevallen uitspraak, voor zover deze inhoudt dat het Commissariaat opnieuw op de gemaakte bezwaren beslist met inachtneming van hetgeen in die uitspraak is overwogen. Mede gelet op de uitspraak van de Afdeling van 7 juni 2006 in zaak no.
200506461/1staat op voorhand geenszins vast dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure bevestigd zal worden en geconcludeerd dat het Commissariaat zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat hij wegens het ontbreken van een overtreding niet handhavend kan optreden, als aan hem verzocht. Dat APR, SPR en PGO, zoals gesteld, zwaarwegende belangen hebben bij nieuwe besluiten van het Commissariaat op de gemaakte bezwaren met inachtneming van hetgeen de rechtbank heeft overwogen, voordat de Afdeling op de hoger beroepen heeft beslist, is onder die omstandigheden niet aannemelijk. Voorts wordt in aanmerking genomen dat de behandeling van de hoger beroepen op 27 augustus 2007 zal plaatsvinden en derhalve op betrekkelijk korte termijn daarin uitspraak valt te verwachten. Gelet hierop, ziet de Voorzitter aanleiding de na te melden voorziening te treffen.
2.2.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat het Commissariaat voor de Media geen nieuwe besluiten op de door de stichting "Stichting Algemene Programmaraad", de stichting "Stichting Programmaraad Rotterdam" en de Programmaraad Gelderland Oost gemaakte bezwaren hoeft te nemen, voordat de Afdeling op de hoger beroepen heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Smissen, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb     w.g. Van der Smissen
Voorzitter     ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2007
419