ECLI:NL:RVS:2007:BA9784

Raad van State

Datum uitspraak
10 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200703524/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake herregistratie huisarts door de HVRC

In deze zaak heeft de Raad van State op 10 juli 2007 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep. De verzoekster, de Huisarts, Verpleeghuisarts en arts voor verstandelijke gehandicapten Registratie Commissie van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (HVRC), had op 13 mei 2005 besloten om de inschrijving van de wederpartij als huisarts te hernieuwen voor een periode van één jaar tot 1 april 2006. De wederpartij had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, dat op 7 april 2006 ongegrond werd verklaard door de verzoekster. De wederpartij ging hiertegen in beroep bij de rechtbank Utrecht, die op 13 april 2007 het beroep gegrond verklaarde en de verzoekster opdroeg om binnen zes weken een nieuw besluit op het bezwaar te nemen.

De verzoekster heeft vervolgens bij de Raad van State hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij in afwachting van de uitspraak op het hoger beroep geen gevolg hoeft te geven aan de verplichting om een nieuw besluit op bezwaar te nemen. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft de zaak op 28 juni 2007 behandeld. De verzoekster voerde aan dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat het verzoek van de wederpartij tot herregistratie aan het Kaderbesluit van het College voor Huisartsgeneeskunde en Verpleeghuisgeneeskunde getoetst had moeten worden.

De Voorzitter overwoog dat de procedure zich niet leent voor een definitief oordeel over de toepasselijkheid van het Kaderbesluit, maar dat er niet op voorhand uitgesloten kon worden dat de rechtbank een onjuist standpunt had ingenomen. Gezien de omstandigheden achtte de Voorzitter het onevenredig bezwarend voor de verzoekster om een nieuw besluit op bezwaar te nemen voordat de Afdeling op het hoger beroep had beslist. Daarom werd de voorlopige voorziening getroffen, waarbij werd bepaald dat de HVRC geen nieuwe beslissing op bezwaar hoeft te nemen totdat er een uitspraak in de hoofdzaak is gedaan.

Uitspraak

200703524/2.
Datum uitspraak: 10 juli 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
de Huisarts, Verpleeghuisarts en arts voor verstandelijke gehandicapten Registratie Commissie van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (HVRC),
verzoekster,
tegen de uitspraak in zaak no. SBR 06/2118 van de rechtbank Utrecht van 13 april 2007 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats],
en
verzoekster.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 13 mei 2005 heeft verzoekster besloten de inschrijving van [wederpartij] als huisarts te hernieuwen voor een periode van één jaar tot 1 april 2006.
Bij besluit van 7 april 2006 heeft verzoekster het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 april 2007, verzonden op 17 april 2007, heeft de rechtbank Utrecht (hierna: de rechtbank) het daartegen door [wederpartij] ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar van 7 april 2006 vernietigd en verzoekster opgedragen om, met inachtneming van deze uitspraak, binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op het bezwaar te nemen.
Tegen deze uitspraak heeft verzoekster bij brief van 21 mei 2007, bij de Raad van State ingekomen op 22 mei 2007, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van dezelfde datum heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 juni 2007, waar verzoekster, vertegenwoordigd door mr. O.L. Nunes, advocaat te Utrecht, bijgestaan door [secretaris] van verzoekster en [algemeen secretaris] van verzoekster, en [wederpartij], vertegenwoordigd door mr. A.C.H. Jansen, advocaat te Wijchen, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het verzoek heeft geen verdere strekking dan dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat verzoekster in afwachting van de uitspraak op het door hem ingestelde hoger beroep geen gevolg hoeft te geven aan de in hoger beroep bestreden uitspraak, voor zover deze inhoudt de verplichting voor verzoekster om een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Volgens verzoekster ligt het nemen van een beslissing op bezwaar gelet op het feit dat de aangevallen uitspraak in hoger beroep naar haar oordeel geen stand zal houden, thans niet in de rede. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het verzoek van [wederpartij] tot herregistratie van 19 december 2004 getoetst had behoren te worden aan de eisen zoals neergelegd in het Kaderbesluit van het College voor Huisartsgeneeskunde en Verpleeghuisgeneeskunde (hierna: het Kaderbesluit). In het geval het Kaderbesluit wel van toepassing zou zijn op het verzoek van [wederpartij], dan heeft de rechtbank volgens verzoekster niet onderkend dat verzoekster bij het nemen van de nieuwe beslissing het Besluit huisartsgeneeskunde zal mogen of zal dienen te betrekken.
2.2.    De Voorzitter overweegt dat de onderhavige procedure zich niet leent voor een antwoord op de vraag welke regeling op het verzoek van [wederpartij] van toepassing is. Deze vraag dient door de Afdeling in de bodemprocedure te worden beantwoord. Gelet hierop en gelet op hetgeen verzoekster in dit verband heeft aangevoerd is niet op voorhand uit te sluiten dat de rechtbank een onjuist standpunt heeft ingenomen wat betreft het van toepassing zijnde recht. Daar komt nog bij dat ook als met de rechtbank moet worden geoordeeld dat het Kaderbesluit wel van toepassing is op het verzoek van [wederpartij], de aangevallen uitspraak onduidelijkheid schept omtrent de te nemen nieuwe beslissing op bezwaar, omdat daarin niet lijkt te zijn onderkend dat gelet op de artikelen A.2, lid 1, onder c, en lid 3 alsmede artikel D.19, lid 2, van het Kaderbesluit in dat geval daarnaast tevens het Besluit huisartsgeneeskunde van toepassing is. Hierin zijn nadere voorschriften gesteld ten aanzien van de eisen voor herregistratie als huisarts. De Voorzitter hecht er ten slotte nog aan op te merken dat in deze procedure geen oordeel wordt gegeven over besluiten die na het bestreden besluit van 7 april 2006 zijn genomen of aangekondigde besluiten.
2.3.    Gelet hierop acht de Voorzitter het onevenredig bezwarend voor verzoekster om hangende het hoger beroep met inachtneming van de aangevallen uitspraak een nieuw besluit op het bezwaar van [wederpartij] te moeten nemen. De Voorzitter ziet daarom aanleiding om de na te melden voorlopige voorziening te treffen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat ook in het belang van [wederpartij] wordt bevorderd, dat de hoofdzaak op een zitting van de Afdeling in september zal worden behandeld.
2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat het de HVRC geen nieuwe beslissing op bezwaar hoeft te nemen voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Ouwehand, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak     w.g. Ouwehand
Voorzitter     ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2007
224.