ECLI:NL:RVS:2007:BA9158

Raad van State

Datum uitspraak
27 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200703780/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Lubberdink
  • E.J.J.M. van Tielraden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid hoger beroep tegen uitspraak over voortduring vrijheidsontnemende maatregel

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank over de voortduring van een vrijheidsontnemende maatregel. De appellant was in vreemdelingenbewaring gesteld op 13 oktober 2006. De rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, heeft op 23 mei 2007 uitspraak gedaan en de schadevergoeding van de appellant tot nihil gematigd. De appellant heeft per faxbericht op 31 mei 2007 hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De Raad van State heeft vastgesteld dat de wet niet voorziet in de mogelijkheid tot het instellen van hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank over de voortduring van een vrijheidsontnemende maatregel, en er is ook geen termijn voor het indienen van een hoger beroep. De termijn voor het indienen van een hoger beroepschrift vangt aan met de dag na de bekendmaking van de uitspraak. In dit geval is het hoger beroepschrift meer dan een week na de bekendmaking ingediend, en er is niet aangetoond dat het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd. Hierdoor is de indiening van het hoger beroepschrift per faxbericht onredelijk laat geschied. De Raad van State heeft geconcludeerd dat het hoger beroep kennelijk niet ontvankelijk is en heeft beslist dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 27 juni 2007.

Uitspraak

200703780/1.
Datum uitspraak: 27 juni 2007
RAAD VAN STATE
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 07/19007 van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, van 23 mei 2007 in het geding tussen:
appellant
en
de Staatssecretaris van Justitie.
1. Procesverloop
Bij besluit van 13 oktober 2006 is appellant in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij uitspraak van 23 mei 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank ’s Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, naar aanleiding van het door appellant tegen de voortduring daarvan ingestelde beroep, de hem toegekende schadevergoeding tot nihil gematigd.
Tegen deze uitspraak heeft appellant per faxbericht, bij de Raad van State binnengekomen op 31 mei 2007, hoger beroep ingesteld. Tevens heeft hij daarbij de Afdeling verzocht hem schadevergoeding toe te kennen.
Appellant is in de gelegenheid gesteld zich nader uit te laten.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), vangt de termijn voor het indienen van een hoger beroepschrift aan met ingang van de dag na die, waarop de aangevallen uitspraak op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt.
Ingevolge artikel 6:12, eerste en derde lid, van de Awb, voor zover thans van belang, wordt een bezwaar of beroep dat niet aan een termijn is gebonden niet-ontvankelijk verklaard indien het bezwaar- of beroepschrift onredelijk laat is ingediend.
Ingevolge artikel 69, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000), voor zover thans van belang, bedraagt de termijn voor het instellen van hoger beroep een week.
Ingevolge artikel 6:9, tweede lid, gelezen in samenhang met artikel 6:24 van de Awb is een hoger-beroepschrift tijdig ingediend, indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan één week na afloop van de termijn is ontvangen.
2.2. De wet voorziet niet in de mogelijkheid tot het instellen van hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank over de voortduring van een vrijheidsontnemende maatregel en daarmee evenmin in een termijn hiervoor. In aansluiting bij artikel 6:12, eerste en derde lid, van de Awb, dient een hoger-beroepschrift echter niet onredelijk laat te worden ingediend. Voor de beantwoording van de vraag of het hoger-beroepschrift niet onredelijk laat is ingediend, dient aansluiting te worden gezocht bij artikel 69, derde lid, van de Vw 2000.
2.3. Het hoger beroepschrift is meer dan een week na de bekendmaking van de aangevallen uitspraak per faxbericht ingediend. Niet is gebleken dat het hoger beroepschrift voor het einde van de termijn tevens ter post is bezorgd.
Nu ter zake geen bijzondere omstandigheden zijn gesteld of gebleken, is de indiening per faxbericht onredelijk laat geschied.
2.4. Het hoger beroep is kennelijk niet ontvankelijk.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.J.J.M. van Tielraden, ambtenaar van Staat.
w.g. Lubberdink
Lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Tielraden
ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2007
156-562.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,
mr. H.H.C. Visser,
directeur Bestuursrechtspraak