200607452/1.
Datum uitspraak: 4 juli 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
het college van burgemeester en wethouders van Laarbeek,
verweerder.
Bij besluit van 23 mei 2006 heeft verweerder aan appellant op grond van de Verordening aansluitvoorwaarden riolering gemeente Laarbeek 2004 (hierna: de Verordening) een vergunning verleend voor een aansluiting op het drukriool.
Bij besluit van 22 augustus 2006 heeft verweerder het door appellant hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 2 oktober 2006, bij de centrale informatiebalie gerechtelijke diensten 's Hertogenbosch ingekomen op dezelfde datum, beroep ingesteld. De rechtbank 's-Hertogenbosch, waaraan deze balie het beroep vervolgens heeft doen toekomen, heeft het beroep doorgezonden naar de Raad van State, alwaar het op 10 oktober 2006 is ingekomen.
Bij brief van 13 december 2006 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 juni 2007, waar appellant, in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door M.L.M. van Heijnsbergen en C.P.J.M. Scheepers, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Appellant heeft bezwaren tegen de hem door verweerder in rekening gebrachte kosten voor de aansluiting van zijn perceel op het ter plaatse aanwezige drukriool.
2.2. Ingevolge artikel 20.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer, voor zover hier van belang, kan tegen een besluit op grond van deze wet of een van de in het derde lid bedoelde wetten of wettelijke bepalingen beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
2.3. De Verordening is blijkens haar aanhef gebaseerd op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 10.33 van de Wet milieubeheer.
Ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet maakt de raad de verordeningen die hij in het belang van de gemeente nodig oordeelt.
Ingevolge artikel 10.33, eerste lid, van de Wet milieubeheer dragen de gemeenteraad en burgemeester en wethouders zorg voor de doelmatige inzameling en het doelmatig transport van afvalwater dat vrijkomt bij de binnen het grondgebied van de gemeente gelegen percelen. Ingevolge het tweede lid van dit artikel kunnen gedeputeerde staten op verzoek van burgemeester en wethouders in bepaalde gevallen ontheffing verlenen van de verplichting opgenomen in het eerste lid.
2.4. De Afdeling overweegt dat artikel 10.33 van de Wet milieubeheer geen regelgevende bevoegdheid geeft, zodat dit artikel niet de bevoegdheid geeft tot het vaststellen van de Verordening. Artikel 149 van de Gemeentewet is verder niet een artikel, tegen een besluit op grond waarvan ingevolge artikel 20.1 van de Wet milieubeheer beroep kan worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
2.5. De Afdeling constateert dat zij onbevoegd is om in eerste en enige aanleg op het onderhavige beroep te beslissen, nu het bestreden besluit niet op grond van de Wet milieubeheer dan wel een van de in het derde lid van artikel 20.1 van de Wet milieubeheer genoemde wetten of wettelijke bepalingen is genomen. Het beroep zal worden gezonden naar de bevoegde rechtbank, te weten de rechtbank 's-Hertogenbosch.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart zich onbevoegd van het beroep kennis te nemen;
II. verwijst de zaak ter behandeling en beslissing naar de rechtbank 's-Hertogenbosch.
Aldus vastgesteld door mr. J.R. Schaafsma, Voorzitter, en mr. C.W. Mouton en mr. S.F.M. Wortmann, Leden, in tegenwoordigheid van mr. L.A.M. van Hamond, ambtenaar van Staat.
w.g. Schaafsma w.g. Van Hamond
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 juli 2007