ECLI:NL:RVS:2007:BA8717
Raad van State
- Eerste aanleg - meervoudig
- W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd
- H.P.J.A.M. Hennekens
- J.G.C. Wiebenga
- Rechtspraak.nl
Geluidshinder door de Hogesnelheidslijn-Zuid en de gevolgen voor geluidisolerende maatregelen
In deze zaak heeft de Raad van State op 4 juli 2007 uitspraak gedaan over een geschil tussen een appellant en de Minister van Verkeer en Waterstaat. De appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de minister, waarin deze hem verzocht om te kiezen tussen het laten nemen van geluidisolerende maatregelen ter bestrijding van geluidhinder van de Hogesnelheidslijn-Zuid (HSL-Zuid) of zelf zorg te dragen voor deze maatregelen met een mogelijke vergoeding. De appellant stelde dat de aangeboden maatregelen onvoldoende waren om onaanvaardbare geluidoverlast te voorkomen.
De procedure begon met een verzoek van de minister aan de appellant op 17 augustus 2004, waarin hij binnen twee weken moest aangeven of hij de maatregelen wilde laten uitvoeren. Op 12 juni 2006 verklaarde de minister het bezwaar van de appellant ongegrond. De appellant ging hiertegen in beroep bij de rechtbank, die de zaak doorstuurde naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Tijdens de zitting op 22 mei 2007, waar de appellant werd bijgestaan door een advocaat en een deskundige, werd het beroep behandeld. De Raad van State oordeelde dat de brief van de minister van 17 augustus 2004 geen besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, omdat deze geen publiekrechtelijke rechtshandeling inhield. Hierdoor was het bezwaar van de appellant ten onrechte ontvankelijk verklaard.
De Raad van State verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het besluit van de minister en bepaalde dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Tevens werd de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellant, die in totaal € 1.391,25 bedroegen, en het griffierecht van € 141,00 moest worden vergoed.