ECLI:NL:RVS:2007:BA8679

Raad van State

Datum uitspraak
4 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200701092/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing goedkeuring plan van scholen 2007-2010 door de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

In deze zaak heeft de Raad van State op 4 juli 2007 uitspraak gedaan over het beroep van de gemeente Etten-Leur tegen de afwijzing van de goedkeuring van het plan van scholen 2007-2010 door de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het plan omvatte de opname van de openbare basisschool 'De Toverlaars' en de rooms-katholieke basisschool 'Barkentijn'. De Staatssecretaris had op 3 januari 2007 zijn goedkeuring aan dit plan onthouden, omdat volgens hem de leerlingen die binnen redelijke afstand van bestaande scholen wonen, niet meegeteld mochten worden bij de berekening van het aantal leerlingen dat de nieuwe scholen zou bezoeken. Dit leidde tot de conclusie dat het aantal leerlingen onder de stichtingsnorm bleef, wat de goedkeuring van het plan in de weg stond.

De gemeente Etten-Leur betoogde dat de Staatssecretaris een onjuiste maatstaf had gehanteerd bij de berekening van het aantal leerlingen. De gemeente stelde dat de leerlingen die binnen redelijke afstand van de dislocaties van de bestaande scholen wonen, wel meegeteld moesten worden. De Raad van State oordeelde echter dat de uitleg van de Staatssecretaris juist was. Artikel 78 van de Wet op het primair onderwijs (WPO) schrijft voor dat leerlingen die binnen redelijke afstand van een school wonen, niet meegeteld mogen worden bij de berekening van het aantal leerlingen dat de school zal bezoeken. De Raad van State benadrukte dat deze bepaling bedoeld is om te voorkomen dat gemeenschapsgelden worden aangewend voor de stichting van een nieuwe school, terwijl leerlingen al onderwijs kunnen volgen op een bestaande school in de nabijheid.

De Raad van State verklaarde het beroep van de gemeente Etten-Leur ongegrond en bevestigde de beslissing van de Staatssecretaris. De uitspraak heeft implicaties voor de interpretatie van de WPO en de mogelijkheden voor het vestigen van nieuwe scholen in gebieden waar al bestaande scholen zijn.

Uitspraak

200701092/1.
Datum uitspraak: 4 juli 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de raad van de gemeente Etten-Leur,
appellant,
en
de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (voorheen: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap),
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 22 juni 2006 heeft appellant in het plan van scholen 2007-2010 de openbare basisschool "De Toverlaars" (hierna: De Toverlaars) en de rooms-katholieke basisschool "Barkentijn" (hierna: Barkentijn) opgenomen.
Bij besluit van 3 januari 2007 heeft verweerder zijn goedkeuring onthouden aan dit plan van scholen.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 februari 2007, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 28 maart 2007.
Bij brief van 1 mei 2007 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 juni 2007, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. J. Schutter, juridisch adviseur, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. M.A. van der Meer, werkzaam bij de Centrale Financiën Instellingen, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge artikel 75, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs (hierna: de WPO) neemt de gemeenteraad een openbare school in elk geval in het plan op, indien binnen 10 kilometer van de plaats in de gemeente waar het onderwijs moet worden gegeven over de weg gemeten geen school aanwezig is waarbinnen openbaar onderwijs wordt gegeven en aan het volgen van openbaar onderwijs behoefte bestaat. De gemeenteraad neemt een openbare school voorts in het plan op, indien op grond van de bij het voorstel overgelegde gegevens aannemelijk is, dat zij voldoet aan de normen van artikel 77, eerste lid.
Ingevolge artikel 77, eerste lid, van de WPO neemt de gemeenteraad een bijzondere school in elk geval in het plan op, indien op grond van de bij het verzoek overgelegde gegevens aannemelijk is dat zij binnen 5 jaar vanaf de datum van ingang van de bekostiging en voorts gedurende 15 jaar na die periode van 5 jaar zal worden bezocht door ten minste het aantal leerlingen dat overeenkomt met de voor de gemeente geldende stichtingsnorm.
Ingevolge artikel 78 van de WPO worden de berekening van het aantal leerlingen dat een openbare of een bijzondere school zal bezoeken, niet meegeteld leerlingen die wonen binnen redelijke afstand van een openbare school, onderscheidenlijk van een bijzondere school van de desbetreffende richting of richtingen en voor wie op die school plaatsruimte aanwezig is.
2.2.    Verweerder heeft goedkeuring onthouden aan het besluit van appellant op het plan van scholen 2007-2010 twee dislocaties als zelfstandige scholen voor basisonderwijs te plaatsen, omdat volgens hem de leerlingen die binnen redelijke afstand van de dislocatie De Toverlaars van de openbare basisschool "De Bombardon" (hierna: De Bombardon) dan wel van de dislocatie De Barkentijn van de rooms-katholieke basisschool "Onder de Torens" (hierna: Onder de Torens) wonen, niet mogen worden meegeteld bij de berekening van het aantal leerlingen dat De Toverlaars, dan wel de Barkentijn zal bezoeken, waardoor het aantal leerlingen dat de te stichten scholen zal bezoeken blijft onder de stichtingsnorm die voor de gemeente Etten-Leur geldt.
2.3.    Appellant betoogt dat verweerder een onjuiste maatstaf heeft gebruikt bij de berekening van het aantal leerlingen door de leerlingen die wonen binnen redelijke afstand van de twee dislocaties niet mee te tellen bij de berekening van het aantal leerlingen dat De Toverlaars dan wel De Barkentijn zal bezoeken. Verweerder heeft daarbij, aldus appellant, een onjuiste uitleg aan artikel 78 van de WPO gegeven door ook dislocaties van scholen onder een openbare, onderscheidenlijk een bijzondere school te begrijpen.
2.3.1.    Zoals de Afdeling in haar uitspraak van 27 juni 2007, in zaaknr.
200700272/1heeft overwogen, ziet artikel 78 van de WPO op de openbare school, en de bijzondere school, gelegen binnen redelijke afstand waarop plaatsruimte aanwezig is. Het artikel maakt geen onderscheid tussen hoofd- of nevenvestigingen dan wel dislocaties. Of de plaatsruimte aanwezig is op een dislocatie dan wel hoofd- of nevenvestiging is derhalve voor de toepassing van dit artikel niet van belang. Daarbij overweegt de Afdeling dat dit artikel er kennelijk toe strekt te voorkomen dat gemeenschapsgelden worden aangewend voor de stichting van een school, terwijl leerlingen onderwijs van dezelfde richting feitelijk binnen een redelijke afstand van hun woonadres kunnen volgen. Of dat het geval is in een hoofd- of nevenvestiging dan wel dislocatie is daarbij niet van belang. Gelet hierop heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat leerlingen die binnen een redelijke afstand van een dislocatie van een school wonen, daarmee binnen redelijke afstand van die school wonen en niet mogen worden meegeteld bij de berekening van het aantal leerlingen dat een openbare school zal bezoeken.
Dat deze uitleg van tekst en strekking van artikel 78 van de WPO met zich brengt dat er in een nieuwbouwwijk met dislocatie niet vaak een nieuwe school kan worden gevestigd, heeft ook verweerder onderkend. Ter zitting is van de zijde van verweerder opgemerkt dat een wijziging van de WPO op dit punt in voorbereiding is.
2.4.    Het betoog van appellant dat verweerder handelt in strijd met de redelijkheid en billijkheid kan niet slagen. Artikel 78 schrijft dwingend voor dat de leerlingen die binnen redelijke afstand wonen, niet mogen worden meegerekend bij het aantal leerlingen dat de school zal bezoeken. Gelet op het vorenoverwogene kon verweerder niet anders dan de leerlingen die binnen redelijke afstand van de dislocaties van De Bombardon en Onder de Torens wonen, niet meetellen bij de berekening van het aantal leerlingen dat De Toverlaars en De Barkentijn zal bezoeken. Dat verweerder in het verleden een andere interpretatie heeft gegeven aan deze bepaling, kan er niet toe leiden dat verweerder in het onderhavige geval niet is gehouden tot juiste toepassing van de WPO.
2.5.    Het beroep is ongegrond.
2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, Voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. D. Roemers, Leden, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Dijk w.g. Poot
Voorzitter     ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 juli 2007
362