ECLI:NL:RVS:2007:BA8192
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- H. Troostwijk
- R. van der Spoel
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de uitspraak inzake de afwijzing van de asielaanvraag en de ambtshalve weigering van een verblijfsvergunning voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen
In deze zaak heeft de Raad van State op 21 juni 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats 's-Hertogenbosch. De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie had op 12 januari 2006 de aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen en geweigerd om ambtshalve een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen. De rechtbank heeft deze afwijzing op 12 december 2006 vernietigd en de minister opgedragen opnieuw te beslissen op de aanvraag, met inachtneming van de overwegingen in haar uitspraak.
De minister heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank, specifiek tegen de weigering om ambtshalve een verblijfsvergunning te verlenen. De Raad van State overweegt dat volgens artikel 3.56, eerste lid, aanhef en onder a, van het Vreemdelingenbesluit 2000, de minister pas van zijn bevoegdheid gebruik kan maken om een verblijfsvergunning te verlenen indien de asielaanvraag van de vreemdeling is afgewezen. De onlosmakelijke samenhang tussen de afwijzing van de asielaanvraag en de ambtshalve beslissing leidt tot de conclusie dat de rechtbank ten onrechte het beroep tegen de ambtshalve beslissing niet gegrond heeft verklaard.
De Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank, zij het met verbetering van de gronden. De minister wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in verband met het hoger beroep zijn ontstaan. De totale kosten worden vastgesteld op € 322,00, te betalen door de Staat der Nederlanden aan de vreemdeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 21 juni 2007.