ECLI:NL:RVS:2007:BA8124
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- W. Konijnenbelt
- L.A.M. van Hamond
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening inzake revisievergunning Wet milieubeheer voor inrichting te Amsterdam
In deze zaak heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Amsterdam Port Services B.V." op 16 augustus 2005 een aanvraag ingediend voor een revisievergunning op basis van artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer voor een inrichting gelegen aan de Petroleumhavenweg 48 te Amsterdam. De aanvraag werd ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, dat als verweerder optreedt. Na het indienen van de aanvraag heeft verzoekster op 11 mei 2007 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op deze aanvraag, en verzocht om een voorlopige voorziening. Dit verzoek werd op 14 mei 2007 bij de Raad van State ingediend.
De zaak werd ter zitting behandeld op 11 juni 2007, waar de verweerder vertegenwoordigd was door mr. H. Drupsteen en J.G.F. van Kempen. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de aanvraag aanvankelijk niet volledig was en aanvulling vereiste. Pas op 21 december 2006 was de aanvraag ontvankelijk, nadat deze was aangevuld met een kwalitatieve risicoanalyse. De verweerder stelde voor om, voor zover de aanvraag activiteiten betreft die niet onder het bestaande vergunningenbestand vallen, een veranderingsvergunning aan te vragen, zodat verzoekster eerder met de activiteiten kon beginnen. Verzoekster heeft echter van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
De verweerder meldde verder dat op 24 mei 2007 een ontwerpbesluit ter inzage was gelegd en dat een beslissing op de aanvraag binnen drie tot zes weken na de termijn voor het indienen van zienswijzen verwacht werd. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat er geen spoedeisend belang was bij het treffen van een voorlopige voorziening, en wees het verzoek af. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 22 juni 2007.