ECLI:NL:RVS:2007:BA8124

Raad van State

Datum uitspraak
22 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200703362/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • W. Konijnenbelt
  • L.A.M. van Hamond
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake revisievergunning Wet milieubeheer voor inrichting te Amsterdam

In deze zaak heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Amsterdam Port Services B.V." op 16 augustus 2005 een aanvraag ingediend voor een revisievergunning op basis van artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer voor een inrichting gelegen aan de Petroleumhavenweg 48 te Amsterdam. De aanvraag werd ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, dat als verweerder optreedt. Na het indienen van de aanvraag heeft verzoekster op 11 mei 2007 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op deze aanvraag, en verzocht om een voorlopige voorziening. Dit verzoek werd op 14 mei 2007 bij de Raad van State ingediend.

De zaak werd ter zitting behandeld op 11 juni 2007, waar de verweerder vertegenwoordigd was door mr. H. Drupsteen en J.G.F. van Kempen. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de aanvraag aanvankelijk niet volledig was en aanvulling vereiste. Pas op 21 december 2006 was de aanvraag ontvankelijk, nadat deze was aangevuld met een kwalitatieve risicoanalyse. De verweerder stelde voor om, voor zover de aanvraag activiteiten betreft die niet onder het bestaande vergunningenbestand vallen, een veranderingsvergunning aan te vragen, zodat verzoekster eerder met de activiteiten kon beginnen. Verzoekster heeft echter van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.

De verweerder meldde verder dat op 24 mei 2007 een ontwerpbesluit ter inzage was gelegd en dat een beslissing op de aanvraag binnen drie tot zes weken na de termijn voor het indienen van zienswijzen verwacht werd. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat er geen spoedeisend belang was bij het treffen van een voorlopige voorziening, en wees het verzoek af. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 22 juni 2007.

Uitspraak

200703362/2.
Datum uitspraak: 22 juni 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Amsterdam Port Services B.V.", gevestigd te Amsterdam,
verzoekster,
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,
verweerder.
1.    Procesverloop
Verzoekster heeft op 16 augustus 2005 bij verweerder een aanvraag om een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer ingediend voor een inrichting op het adres Petroleumhavenweg 48 te Amsterdam.
Tegen het uitblijven van een beslissing op bovengenoemde aanvraag heeft verzoekster bij brief van 11 mei 2007, bij de Raad van State ingekomen op 14 mei 2007, beroep ingesteld.
Bij brief van 11 mei 2007, bij de Raad van State ingekomen op 14 mei 2007, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 juni 2007, waar verweerder, vertegenwoordigd door mr. H. Drupsteen en J.G.F. van Kempen, is verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Ter zitting heeft verweerder erop gewezen dat de aanvraag van 16 augustus 2005 niet volledig was en aanvulling behoefde. Pas toen de aanvraag, nadat deze al met verschillende andere stukken was aangevuld, op 21 december 2006 was aangevuld met een kwalitatieve risicoanalyse, was deze ontvankelijk, zo heeft verweerder ter zitting gesteld. Voorts heeft verweerder te kennen gegeven dat, voor zover de aanvraag ziet op activiteiten waarvan de uitoefening niet op grond van het onderliggende vergunningenbestand is toegestaan, hij heeft voorgesteld hiervoor een veranderingsvergunning aan te vragen, dit omdat een beslissing op een dergelijke aanvraag minder tijd in beslag zou nemen en verzoekster dan, vooruitlopend op de beslissing op de aanvraag om een revisievergunning, deze activiteiten reeds zou kunnen uitoefenen. Van deze mogelijkheid heeft verzoekster geen gebruik gemaakt.
Verweerder heeft ter zitting verder te kennen gegeven dat inmiddels een ontwerp van de te nemen beslissing op de aanvraag ter inzage is gelegd, en wel op 24 mei 2007. Verweerder verwacht een beslissing op de aanvraag te kunnen nemen ongeveer drie tot zes weken na de termijn van zes weken, voor het naar voren brengen van zienswijzen over het ontwerp.
2.3.    Gesteld noch gebleken is dat het in rechtsoverweging 2.2 gestelde niet juist is.
2.4.    Gezien het vorenstaande bestaat er naar het oordeel van de Voorzitter geen spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening en bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. L.A.M. van Hamond, ambtenaar van Staat.
w.g. Konijnenbelt w.g. Van Hamond
Voorzitter     ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 juni 2007
446