ECLI:NL:RVS:2007:BA8101

Raad van State

Datum uitspraak
27 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200700880/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing tegemoetkoming functionele invaliditeit door Stichting Uitvoeringsorganisatie Personenschade Vuurwerkramp

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de afwijzing van een aanvraag voor een tegemoetkoming in verband met functionele invaliditeit door het bestuur van de Stichting Uitvoeringsorganisatie Personenschade Vuurwerkramp. De aanvraag werd oorspronkelijk afgewezen op 25 juli 2003, maar na bezwaar werd op 19 januari 2005 een tegemoetkoming van € 3.600,00 toegekend wegens psychische functionele invaliditeit. De rechtbank Almelo verklaarde op 3 januari 2006 het beroep van appellant gegrond en bepaalde dat het bestuur een nieuw besluit op bezwaar moest nemen. Dit leidde tot een nieuwe tegemoetkoming, maar de rechtbank verklaarde op 8 januari 2007 het beroep van appellant tegen deze nieuwe beslissing ongegrond.

Appellant ging in hoger beroep bij de Raad van State, waar de zaak op 30 mei 2007 werd behandeld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat het bestuur zich terecht had gebaseerd op het advies van de medisch adviseur, die had geconcludeerd dat er geen directe relatie was tussen de klachten van appellant en de vuurwerkramp. De rechtbank had terecht overwogen dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat het advies van de medisch adviseur onzorgvuldig was. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.

De Raad van State benadrukte dat de mate van functionele invaliditeit van appellant was vastgesteld op basis van de richtlijnen van de American Medical Association en dat de toekenning van 3% blijvende invaliditeit redelijk was. De rechtbank had terecht geoordeeld dat het bestuur het advies van de medisch adviseur aan zijn besluitvorming ten grondslag mocht leggen. De beslissing van de Afdeling bestuursrechtspraak werd uitgesproken in naam der Koningin op 27 juni 2007.

Uitspraak

200700880/1.
Datum uitspraak: 27 juni 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. 06/762 van de rechtbank Almelo van 8 januari 2007 in het geding tussen:
appellant
en
het bestuur van de stichting "Stichting Uitvoeringsorganisatie Personenschade Vuurwerkramp".
1.    Procesverloop
Bij besluit van 25 juli 2003 heeft het bestuur van de stichting "Stichting Uitvoeringsorganisatie Personenschade Vuurwerkramp" (hierna: het bestuur) een aanvraag van appellant om een tegemoetkoming in verband met functionele invaliditeit afgewezen.
Bij besluit van 19 januari 2005 heeft het bestuur het daartegen door appellant gemaakte bezwaar gegrond verklaard, het besluit van 25 juli 2003 herroepen en appellant een tegemoetkoming van € 3.600,00 wegens psychische functionele invaliditeit en een vergoeding voor een nota van de huisarts van € 35,80 toegekend.
Bij uitspraak van 3 januari 2006 heeft de rechtbank Almelo (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat het bestuur een nieuw besluit op bezwaar neemt met inachtneming van deze uitspraak.
Bij uitspraak van 29 maart 2006 in zaak no. 200601022/2 heeft de Afdeling het daartegen door appellant ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 19 mei 2006 in zaak no. 200601022/3 heeft de Afdeling het daartegen door appellant gedane verzet ongegrond verklaard.
Bij besluit van 24 februari 2006 heeft het bestuur, uitvoering gevend aan de uitspraak van de rechtbank van 3 januari 2006, appellant opnieuw een tegemoetkoming toegekend van € 3.600,00 wegens psychische functionele invaliditeit.
Bij uitspraak van 8 januari 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 28 januari 2007, bij de Raad van State ingekomen op 30 januari 2007, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 20 maart 2007 heeft het bestuur van antwoord gediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellant. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 mei 2007, waar appellant in persoon, bijgestaan door zijn broer [naam broer], en het bestuur, vertegenwoordigd door mr. A.C. de Die, advocaat te Den Haag, bijgestaan door J.F. Buurmeijer, voorzitter van het bestuur, dr. W.C.G. Blanken, medisch adviseur van de stichting, en [deskundige], zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Volgens artikel 1, aanhef en onder b, van de Regeling tegemoetkoming financiële gevolgen in verband met functionele invaliditeit vuurwerkramp Enschede (Stcrt. 2002, nr. 64, p. 32, hierna: de Regeling) wordt onder getroffene verstaan een nog in leven zijnde natuurlijke persoon die op het moment van de ramp of de onmiddellijke nasleep daarvan in het rampgebied in Endschede aanwezig en/of woonachtig was en als direct gevolg van de ramp blijvend letsel heeft opgelopen.
Volgens artikel 1, aanhef en onder d, wordt onder blijvend letsel verstaan een naar medische normen vast te stellen lichamelijke of psychische kwetsing, aantasting of verwonding van een natuurlijke persoon die naar het oordeel van medisch deskundigen van blijvende aard is.
Volgens artikel 1, aanhef en onder e, wordt onder functionele invaliditeit verstaan geheel of gedeeltelijk (functie)verlies van een deel of orgaan van het lichaam of een psychische stoornis of aandoening als gevolg van blijvend letsel.
Volgens artikel 4, eerste lid, heeft een getroffene recht op een tegemoetkoming wegens functionele invaliditeit, indien hij blijvend letsel heeft.
Volgens het tweede lid wordt de mate van functionele invaliditeit van de getroffene door de Stichting Uitvoeringsorganisatie Personenschade Vuurwerkramp vastgesteld op advies van de medisch adviseur, zodra een medische eindtoestand is bereikt, maar uiterlijk op 1 juli 2003.
Volgens het derde lid wordt de mate van functionele invaliditeit uitgedrukt in een percentage dat wordt vastgesteld op grond van de richtlijnen van de American Medical Association (AMA-guides vierde editie), aangevuld met de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie en de Nederlandse Orthopedenvereniging, als omschreven in bijlage 1 van deze Regeling.
Volgens het vierde lid wordt de tegemoetkoming door het bestuur vastgesteld en bedraagt deze een percentage van de vaste som van € 120.000,00. Dit percentage is gelijk aan het percentage functionele invaliditeit in de zin van het tweede en derde lid.
2.2.    Bij besluit van 24 februari 2006 heeft het bestuur aan appellant een tegemoetkoming toegekend van € 3.600,00 wegens een psychische functionele invaliditeit van 3%. Het bestuur heeft zich daarbij gebaseerd op een advies van de medisch adviseur van 17 februari 2006. De medisch adviseur heeft zich in zijn advies geconformeerd aan de inhoud van het rapport van psychiater [deskundige] van 15 februari 2006.
In dat rapport, waarbij schriftelijke informatie van Mediant (de instantie die belast is met de begeleiding van slachtoffers van de vuurwerkramp en waarmee appellant geregeld contact heeft gehad) is betrokken, heeft [deskundige] geconcludeerd dat een directe relatie tussen de klachten van appellant en de vuurwerkramp niet aantoonbaar is, zodat de blijvende functionele invaliditeit is geplaatst in klasse 1 volgens de AMA-guides vierde editie. Daarbij wordt als regel een invaliditeitspercentage tussen de 0 en 5% toegekend. Het hoogste percentage kan gelden voor niet duidelijk te relateren beperkingen en het laagste percentage voor afwezigheid van beperkingen. Volgens [deskundige] is een relatie tussen de klachten van appellant en de vuurwerkramp niet geheel uit te sluiten. Hij heeft geconcludeerd dat per 1 juli 2003 bij appellant sprake was van een blijvende functionele invaliditeit, indeling in klasse 1 van de AMA-guides vierde editie, en dat een toekenning van 3% blijvende invaliditeit redelijk is. [deskundige] heeft zijn bevindingen ter zitting nader toegelicht
De medisch adviseur heeft in zijn advies van 17 februari 2006 conform voormeld rapport aan het bestuur geadviseerd dat een indeling in klasse 1 van de AMA-guides vierde editie van toepassing is en de mate van psychische functionele invaliditeit vastgesteld op 3%.
Het bestuur heeft overeenkomstig dat advies een tegemoetkoming toegekend van € 3.600,00.
2.3.    De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat het advies van de medisch adviseur onzorgvuldig tot stand is gekomen of dat daaraan anderszins ernstige gebreken kleven. Volgens artikel 4, tweede lid, van de Regeling wordt de mate van functionele invaliditeit vastgesteld op advies van de medisch adviseur, zodra een medische eindtoestand is bereikt, maar uiterlijk op 1 juli 2003. In het door de medisch adviseur overgenomen rapport van [deskundige] is uiteengezet dat de stoornissen en het syndroom bij appellant volgens de huidige stand van de wetenschap genetisch en erfelijk bepaald zijn. In dat rapport staat verder vermeld dat het totaalbeeld van appellant aanwezig was op 1 juli 2003, maar dat het complex van psychische klachten die appellant ondervindt, slechts zijdelings in relatie staat met de vuurwerkramp, hoewel deze relatie bij appellant sterk leeft door de chronologische volgorde in tijd. Aangezien een directe relatie met de vuurwerkramp niet aantoonbaar is, is volgens dat rapport sprake van een blijvende functionele invaliditeit in klasse I van de AMA-guides vierde editie en is een toekenning van 3% redelijk.
Dat appellant thans nog onder behandeling staat, betekent niet dat het bestuur niet op het advies van de medisch adviseur, dat betrekking heeft op de situatie uiterlijk op 1 juli 2003, mocht afgaan. Uit de overgelegde stukken van Mediant blijkt niet dat het advies van de medisch adviseur onjuist is.
De rechtbank heeft terecht overwogen dat het bestuur dat advies aan zijn besluitvorming ten grondslag mocht leggen en terecht een tegemoetkoming heeft toegekend van € 3.600,00.
2.4.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, Voorzitter, en mr. W. Konijnenbelt en mr. W.D.M. van Diepenbeek, Leden, in tegenwoordigheid van mr. M.A.E. Planken, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak      w.g. Planken
Voorzitter      ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2007
299